ECLI:NL:CRVB:2023:1550

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
10 augustus 2023
Publicatiedatum
10 augustus 2023
Zaaknummer
21/1625 PW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens ontbreken procesbelang na overlijden appellante

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 8 augustus 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep onder zaaknummer 21/1625 PW. De appellante, die in leven laatstelijk woonachtig was te [woonplaats], is overleden. De advocaat van de appellante, mr. R. Küҫükünal, heeft dit op 8 maart 2023 per e-mailbericht gemeld en aangegeven dat er geen verklaring van erfrecht is en dat er geen gemachtigde is om de procedure namens de erfgenamen voort te zetten. Hierdoor is het processuele belang aan de beoordeling van de hoger beroepen komen te ontvallen.

De Raad heeft in de Staatscourant een oproep gedaan aan eventuele erfgenamen om zich te melden, maar niemand heeft gereageerd. De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat er geen erfgenamen zijn die de procedures willen voortzetten. Dit heeft geleid tot de conclusie dat de hoger beroepen niet-ontvankelijk zijn verklaard. De uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 15 februari 2021 en 4 mei 2022 zijn daarmee niet verder behandeld, omdat het ontbreken van een procesbelang de voortzetting van de procedure onmogelijk maakt.

De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten, gezien de omstandigheden van de zaak. De uitspraak is gedaan door P.W. van Straalen, in tegenwoordigheid van M. Zwart als griffier, en is openbaar uitgesproken op 8 augustus 2023.

Uitspraak

21 664 PW, 22/1625 PW

Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet op de hoger beroepen tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 15 februari 2021, 20/4952 (aangevallen uitspraak 1) en van 4 mei 2022, 21/3771 (aangevallen uitspraak 2)
Partijen:
wijlen [appellante], in leven laatstelijk gewoond hebbende te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
Datum uitspraak: 8 augustus 2023

PROCESVERLOOP

Namens appellante heeft mr. R. Küҫükünal, advocaat, hoger beroepen ingesteld.
De Svb heeft verweerschriften ingediend.
Partijen hebben vragen van de Raad beantwoord. De Svb heeft nadere stukken ingediend.
Mr. Küҫükünal heeft op 8 maart 2023 per e-mailbericht laten weten dat appellante is overleden. Hij heeft daarbij ook medegedeeld dat er geen verklaring van erfrecht is, dat een verklaring dat hij gemachtigd is de procedure namens de erfgenamen voort te zetten ontbreekt en dat er zijns inziens niet langer een procesbelang is.
Gelet op het bepaalde in artikel 8:26, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht, heeft de Raad in de Staatscourant van 20 juni 2023 een oproep gedaan aan eventuele erven en/of belanghebbende(n) om zich te melden en te kennen te geven of zij de procedures wensen voort te zetten.
Niemand heeft zich gemeld.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1.
Appellante ontving van de Svb in aanvulling op haar onvolledige ouderdomspensioen sinds 1 januari 2016 bijstand op grond van de Participatiewet, in de vorm van een aanvullende inkomensvoorziening voor ouderen (AIO-aanvulling).
1.2.
Bij besluit van 24 juni 2020, na bezwaar gehandhaafd bij besluit van 10 september 2020 (bestreden besluit 1), heeft de Svb de AIO-aanvulling van appellante geblokkeerd met ingang van 1 juni 2020.
1.3.
Bij besluit van 3 maart 2021, na bezwaar gehandhaafd bij besluit van 25 juni 2021 (bestreden besluit 2), heeft de Svb de AIO-aanvulling van appellante met ingang van 1 juni 2020 ingetrokken.
2. Bij aangevallen uitspraak 1 heeft de rechtbank het beroep van appellante tegen bestreden besluit 1 ongegrond verklaard. Bij aangevallen uitspraak 2 heeft de rechtbank het beroep van appellante tegen bestreden besluit 2 gegrond verklaard, bestreden besluit 2 vernietigd en bepaald dat de rechtsgevolgen van bestreden besluit 2 in stand blijven.
3. Appellante heeft zich in hoger beroep tegen de aangevallen uitspraken 1 en 2 gekeerd.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
De indiener van het hoger beroep, appellante, is overleden. Niet is gebleken van erfgenamen die appellante als partij in de onderhavige gedingen zijn opgevolgd en deze gedingen zouden willen voortzetten. Dit brengt mee dat het processuele belang aan de beoordeling van de hoger beroepen is komen te ontvallen. De hoger beroepen zullen om die reden niet-ontvankelijk worden verklaard.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart de hoger beroepen niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door P.W. van Straalen, in tegenwoordigheid van M. Zwart als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 8 augustus 2023.
(getekend) P.W. van Straalen
(getekend) M. Zwart
Tegen deze uitspraak kunnen een belanghebbende en het bestuursorgaan binnen zes weken na de verzending van het afschrift van deze uitspraak schriftelijk verzet doen bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld te worden gehoord.