ECLI:NL:CRVB:2023:153
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand wegens ontbreken geldige verblijfstitel
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 17 januari 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De appellant, een Bulgaarse nationaliteit, ontving sinds 23 september 2016 bijstand op basis van de Participatiewet (PW). Echter, de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft vastgesteld dat de appellant nooit rechtmatig verblijf in Nederland heeft gehad. Dit leidde tot de intrekking van de bijstand per 31 maart 2020 en de terugvordering van bijstandsbetalingen over een bepaalde periode.
De rechtbank heeft het beroep van de appellant tegen het besluit van het college ongegrond verklaard. In hoger beroep heeft de Raad de gronden van de appellant beoordeeld, waarbij de appellant aanvoerde dat het college op basis van bijzondere omstandigheden bijstand had moeten verlenen. De Raad heeft echter geoordeeld dat de appellant niet onder de werkingssfeer van de PW valt, omdat hij niet met een Nederlander gelijk kan worden gesteld. Dit betekent dat er geen mogelijkheid is om de bijstand af te stemmen op de persoonlijke omstandigheden van de appellant.
De Raad heeft geconcludeerd dat de aangevallen uitspraak van de rechtbank moet worden bevestigd, omdat de appellant niet voldoet aan de voorwaarden voor bijstandsverlening. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de voorzitter en de griffier.