ECLI:NL:CRVB:2023:1512
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand voor kosten CBR-onderzoek naar drugsgebruik
In deze zaak gaat het om de afwijzing van een aanvraag voor bijzondere bijstand door het college van burgemeester en wethouders van Zwolle. Appellant had bijzondere bijstand aangevraagd voor de kosten van een door het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR) opgelegd onderzoek naar drugsgebruik, dat hem was opgelegd na een aanhouding door de politie. De kosten van het onderzoek en de oplegkosten bedroegen in totaal € 1.249,-. Het college heeft de aanvraag afgewezen, omdat deze kosten niet als noodzakelijk werden beschouwd in de zin van artikel 35, eerste lid, van de Participatiewet (PW). De rechtbank Overijssel heeft het beroep van appellant tegen deze afwijzing ongegrond verklaard.
Appellant heeft hoger beroep ingesteld, waarbij hij aanvoert dat de kosten wel noodzakelijk zijn, omdat hij door een lichamelijke beperking niet of moeilijk gebruik kan maken van het openbaar vervoer en vervoer noodzakelijk is voor zijn werk. De Centrale Raad van Beroep heeft het hoger beroep echter verworpen. De Raad oordeelt dat appellant niet aannemelijk heeft gemaakt dat het voor hem noodzakelijk was om zijn rijbewijs te behouden en dat de kosten voor het CBR-onderzoek daarom niet voor vergoeding in aanmerking komen. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en de afwijzing van de aanvraag om bijzondere bijstand blijft in stand. Appellant krijgt geen vergoeding voor proceskosten en het griffierecht wordt niet terugbetaald.