ECLI:NL:CRVB:2023:1509
Centrale Raad van Beroep
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Intrekking verzoek om voorlopige voorziening en proceskostenveroordeling in bestuursrechtelijke zaak
In deze zaak heeft verzoekster, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. E.C. Weijsenfeld, op 18 juli 2023 een verzoek om voorlopige voorziening ingediend bij de Centrale Raad van Beroep. Tijdens de zitting is het verzoek om voorlopige voorziening ingetrokken, nadat het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam had toegezegd de opvang voort te zetten. Dit gebeurde in het kader van een lopende bodemzaak met het kenmerk 23/1277 WMO15, die begin september 2023 op zitting zal worden behandeld. Verzoekster heeft het verzoek ingetrokken omdat het doel van de voorlopige voorziening was bereikt, namelijk de voortzetting van de opvang.
De Centrale Raad van Beroep heeft vervolgens geoordeeld dat het college, gezien de intrekking van het verzoek en de tegemoetkoming van het bestuursorgaan, veroordeeld kan worden in de proceskosten die verzoekster heeft gemaakt in verband met de behandeling van het verzoek om voorlopige voorziening. De proceskosten zijn begroot op € 1.674,- voor verleende rechtsbijstand, en het college is veroordeeld tot betaling van dit bedrag aan verzoekster. Daarnaast is bepaald dat de griffier van de Raad aan verzoekster het betaalde griffierecht van € 136,- vergoedt.
De uitspraak is gedaan door de voorzieningenrechter J. Brand, in tegenwoordigheid van griffier S. Blok, en is openbaar uitgesproken op 2 augustus 2023.