ECLI:NL:CRVB:2023:1509

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
2 augustus 2023
Publicatiedatum
3 augustus 2023
Zaaknummer
23 / 1386 WMO15-VV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking verzoek om voorlopige voorziening en proceskostenveroordeling in bestuursrechtelijke zaak

In deze zaak heeft verzoekster, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. E.C. Weijsenfeld, op 18 juli 2023 een verzoek om voorlopige voorziening ingediend bij de Centrale Raad van Beroep. Tijdens de zitting is het verzoek om voorlopige voorziening ingetrokken, nadat het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam had toegezegd de opvang voort te zetten. Dit gebeurde in het kader van een lopende bodemzaak met het kenmerk 23/1277 WMO15, die begin september 2023 op zitting zal worden behandeld. Verzoekster heeft het verzoek ingetrokken omdat het doel van de voorlopige voorziening was bereikt, namelijk de voortzetting van de opvang.

De Centrale Raad van Beroep heeft vervolgens geoordeeld dat het college, gezien de intrekking van het verzoek en de tegemoetkoming van het bestuursorgaan, veroordeeld kan worden in de proceskosten die verzoekster heeft gemaakt in verband met de behandeling van het verzoek om voorlopige voorziening. De proceskosten zijn begroot op € 1.674,- voor verleende rechtsbijstand, en het college is veroordeeld tot betaling van dit bedrag aan verzoekster. Daarnaast is bepaald dat de griffier van de Raad aan verzoekster het betaalde griffierecht van € 136,- vergoedt.

De uitspraak is gedaan door de voorzieningenrechter J. Brand, in tegenwoordigheid van griffier S. Blok, en is openbaar uitgesproken op 2 augustus 2023.

Uitspraak

Datum uitspraak: 2 augustus 2023
23/1386 WMO15-VV
Centrale Raad van Beroep
Voorzieningenrechter
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:75a en 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het verzoek om voorlopige voorziening.
Partijen:
[Verzoekster] te [woonplaats] (verzoekster)
het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam (college)

PROCESVERLOOP

Namens verzoekster heeft mr. E.C. Weijsenfeld, advocaat, een verzoek om voorlopige voorziening ingediend.
Het verzoek om voorlopige voorziening is op 18 juli 2023 ter zitting behandeld, waar verzoekster is verschenen in bijzijn van mr. E.C. Weijsenfeld en het college werd vertegenwoordigd door mr. E.D. Mensing-van Charante.
Het verzoek om voorlopige voorziening is ter zitting ingetrokken en er is verzocht het college te veroordelen in de proceskosten.
Het college heeft zich hiertegen niet verweerd.

OVERWEGINGEN

Artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Awb bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Deze bepaling is van overeenkomstige toepassing in geval van een voorlopige voorziening.
Het verzoek was erop gericht om de opvang voort te zetten. Tijdens de zitting heeft het college toegezegd de opvang voort te zetten, omdat de bodemzaak met het kenmerk
23/1277 WMO15 al begin september op zitting zal worden behandeld. Vervolgens heeft verzoekster het verzoek ingetrokken.
Daarmee is voor zover het de voorlopige voorzieningenprocedure betreft sprake van tegemoetkoming. Het doel van het verzoek is immers bereikt.
Het college wordt veroordeeld in de kosten die verzoekster in verband met de behandeling van het verzoek om voorlopige voorziening heeft moeten maken. De proceskosten worden, ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht, begroot op € 1.674, - voor verleende rechtsbijstand.

BESLISSING

De voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep:
- veroordeelt het college in de kosten van verzoekster tot een bedrag van € 1.674;
- bepaalt dat de griffier van de Raad aan verzoekster het betaalde griffierecht van €136,-
vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door J. Brand, in tegenwoordigheid van S. Blok als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 2 augustus 2023.
(getekend) J. Brand
(getekend) S. Blok