ECLI:NL:CRVB:2023:1484
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening en terugvordering van nabestaandenuitkering na verhuizing naar België en werk in België
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 20 juli 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de herziening en terugvordering van een nabestaandenuitkering van appellante, die naar België was verhuisd en daar was gaan werken. Appellante ontving sinds september 2012 een nabestaandenuitkering op grond van de Algemene nabestaandenwet (ANW). Na haar verhuizing naar België en het ontvangen van een arbeidsongeschiktheidsuitkering en een invaliditeitsuitkering, heeft de Sociale verzekeringsbank (Svb) de nabestaandenuitkering herzien en een bedrag van € 6.548,44 teruggevorderd over de periode van mei 2020 tot en met maart 2021. De rechtbank Amsterdam had het beroep van appellante tegen dit besluit ongegrond verklaard, waarna appellante in hoger beroep ging.
De Raad heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat de invaliditeitsuitkering van appellante naar aard en strekking overeenkomt met een WIA-uitkering en dat de Svb terecht de nabestaandenuitkering heeft herzien. Appellante stelde dat er sprake was van ongerechtvaardigde ongelijke behandeling ten opzichte van iemand die onder de Nederlandse wetgeving valt, maar de Raad oordeelde dat appellante door haar verhuizing naar België onderworpen is geraakt aan de Belgische wetgeving. De Raad heeft ook overwogen dat er geen dringende redenen waren om van herziening of terugvordering af te zien, aangezien appellante tijdig informatie had verstrekt over haar inkomen en de gevolgen daarvan had kunnen begrijpen.
De uitspraak bevestigt dat de herziening en terugvordering van de nabestaandenuitkering terecht zijn gebeurd, en dat appellante niet in aanmerking komt voor vergoeding van proceskosten of terugbetaling van griffierecht. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de voorzitter en de griffier.