In deze zaak oordeelt de Centrale Raad van Beroep over het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. Appellant had bezwaar gemaakt tegen de intrekking en terugvordering van zijn NIOAW-uitkering door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Dronten. Het college had de uitkering beëindigd op basis van het feit dat appellant sinds 1 april 2017 een pensioen van Aegon ontvangt, wat niet was gemeld. De rechtbank verklaarde het beroep tegen het eerste besluit van het college niet-ontvankelijk en het beroep tegen het tweede besluit ongegrond. Appellant ging in hoger beroep, maar de Raad oordeelt dat hij geen inhoudelijke gronden heeft aangevoerd en dat de procedurele gronden niet slagen. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en stelt vast dat de beëindiging en terugvordering van de uitkering in stand blijven. Appellant krijgt geen proceskostenvergoeding en het griffierecht wordt niet teruggegeven.