ECLI:NL:CRVB:2023:1452
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening uitwonendenbeurs op basis van woonsituatie en bewijsvoering
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 25 juli 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. De zaak betreft de herziening van de uitwonendenbeurs van appellante, die vanaf januari 2017 studiefinanciering ontving op basis van de Wet studiefinanciering 2000. De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft de beurs herzien omdat er twijfels bestonden over de woonplaats van appellante, gebaseerd op verklaringen van buurtbewoners die stelden dat zij nooit op het opgegeven adres was gezien. De rechtbank heeft in haar eerdere uitspraak geoordeeld dat de minister terecht de beurs heeft herzien, en dat het tegenbewijs van appellante onvoldoende was om de conclusies van de minister te weerleggen.
Tijdens de zittingen is appellante niet altijd verschenen, maar heeft zij wel haar standpunt naar voren gebracht. De Centrale Raad heeft de argumenten van appellante in hoger beroep besproken, maar kwam tot de conclusie dat deze niet leidden tot een andere uitkomst. De Raad onderschrijft het oordeel van de rechtbank dat de verklaringen van de buurtbewoners voldoende bewijs vormden voor de conclusie dat appellante niet op het brp-adres woonde. De Raad heeft ook de argumenten van appellante over de onvolledigheid van de verklaringen van haar getuigen verworpen, en benadrukt dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat deze verklaringen niet voldoende gedetailleerd waren om de woonplaats van appellante te bevestigen.
De uitspraak bevestigt de eerdere beslissing van de rechtbank en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de voorzitter en de griffier.