ECLI:NL:CRVB:2023:1451
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Proceskostenveroordeling na intrekking hoger beroep in bestuursrechtelijke zaak
In deze zaak heeft appellante, vertegenwoordigd door mr. M.L.M. Klinkhamer, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De rechtbank had op 21 september 2022 uitspraak gedaan in de zaak met nummer 22/1843. Op 10 januari 2023 heeft mr. Klinkhamer namens appellante het hoger beroep ingetrokken en verzocht om een proceskostenveroordeling van het Dagelijks Bestuur van de Gemeenschappelijke Regeling Sociaal. Het Dagelijks Bestuur heeft geen verweerschrift ingediend en het onderzoek ter zitting is achterwege gelaten op basis van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat het hoger beroep is ingetrokken omdat het Dagelijks Bestuur op 16 december 2022 is teruggekomen op de eerder opgelegde boete, waardoor appellante gedeeltelijk tegemoet is gekomen. De Raad heeft geoordeeld dat het Dagelijks Bestuur in de proceskosten moet worden veroordeeld, aangezien er geen verweer is gevoerd tegen de vergoeding die appellante heeft gevraagd. De kosten zijn begroot op € 1.194,- voor bezwaar, € 837,- voor beroep en € 837,- voor hoger beroep, wat in totaal € 2.868,- bedraagt. Daarnaast moet het Dagelijks Bestuur het door appellante betaalde griffierecht van € 186,- vergoeden.
De uitspraak is gedaan door J.J. Janssen, in tegenwoordigheid van griffier A. Giesen, en is openbaar uitgesproken op 25 juli 2023.