ECLI:NL:CRVB:2023:1429
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering WIA-uitkering wegens minder dan 35% arbeidsongeschiktheid en herhaling gronden in hoger beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 26 juli 2023 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de weigering van het Uwv om een WIA-uitkering toe te kennen. Appellant, die als autopoetser werkte, had zich op 4 september 2017 ziek gemeld met schouderklachten. Het Uwv had vastgesteld dat appellant met inachtneming van zijn beperkingen, zoals vastgelegd in een Functionele Mogelijkhedenlijst, niet meer geschikt was voor zijn laatste functie en had zijn arbeidsongeschiktheid op 0% vastgesteld. De rechtbank Rotterdam had het beroep van appellant tegen de beslissing van het Uwv ongegrond verklaard, waarop appellant in hoger beroep ging.
De Centrale Raad oordeelde dat het Uwv terecht had vastgesteld dat appellant minder dan 35% arbeidsongeschikt was. De Raad volgde de overwegingen van de rechtbank en oordeelde dat appellant in hoger beroep geen nieuwe medische gegevens had ingediend die de conclusie van het Uwv konden onderbouwen. De Raad concludeerde dat de verzekeringsartsen van het Uwv de belastbaarheid van appellant correct hadden vastgesteld en dat de geselecteerde functies medisch geschikt waren. De aangevallen uitspraak werd bevestigd, en er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.