ECLI:NL:CRVB:2023:1419
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Toekenning WIA-uitkering en beoordeling van arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 19 juli 2023 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen de beslissing van het Uwv om haar geen IVA-uitkering toe te kennen. Appellante, die als schoonmaakster werkte, meldde zich op 25 augustus 2017 ziek en heeft sindsdien verschillende medische beoordelingen ondergaan. Het Uwv weigerde haar WIA-uitkering met ingang van 23 augustus 2019, omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt zou zijn. Appellante heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar het Uwv verklaarde dit ongegrond. De rechtbank Amsterdam heeft het beroep van appellante tegen het bestreden besluit 1 niet-ontvankelijk verklaard en het beroep tegen het bestreden besluit 2 ongegrond verklaard, waarbij de rechtbank oordeelde dat de arbeidsongeschiktheid van appellante niet duurzaam was.
In hoger beroep heeft appellante betoogd dat haar arbeidsongeschiktheid ten onrechte niet als duurzaam is aangemerkt. Ze heeft haar lichamelijke en psychische klachten uiteengezet en verwezen naar een rapport van haar huisarts. De Raad heeft de argumenten van appellante beoordeeld en geconcludeerd dat er geen aanleiding is om te twijfelen aan de juistheid van het bestreden besluit 2. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft voldoende gemotiveerd dat de beperkingen van appellante op de datum in geding niet duurzaam zijn. De Raad heeft de aangevallen uitspraak bevestigd, waarbij is vastgesteld dat er op de datum in geding nog behandelmogelijkheden waren gericht op verbetering van het functioneren van appellante.