ECLI:NL:CRVB:2023:1412

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
20 juli 2023
Publicatiedatum
25 juli 2023
Zaaknummer
22/2160 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning loongerelateerde WGA-uitkering en vaststelling mate van arbeidsongeschiktheid

In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland, die haar beroep tegen het besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) ongegrond had verklaard. Het Uwv had eerder aan appellante, die zich op 25 januari 2016 ziekmeldde met psychische klachten, een loongerelateerde WGA-uitkering toegekend met een vastgestelde mate van arbeidsongeschiktheid van 100%. Appellante was van mening dat de beslissing van het Uwv onjuist was en heeft hiertegen bezwaar gemaakt, wat door het Uwv ongegrond werd verklaard.

Tijdens de zitting heeft appellante haar waardering uitgesproken voor de uitkering die zij ontvangt, maar heeft zij ook een aantal gronden aangevoerd die niet direct betrekking hadden op het bestreden besluit. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de verzekeringsartsen de medische belastbaarheid van appellante op overtuigende wijze hadden gemotiveerd en dat appellante niet met alternatieve medische informatie de onjuistheid van de rapporten had onderbouwd. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de aangevoerde gronden van appellante niet voldoende waren om het bestreden besluit te weerleggen.

De uitspraak werd gedaan door H.G. Rottier, in tegenwoordigheid van griffier D. Schaap, en werd openbaar uitgesproken op 20 juli 2023. Er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

22 2160 WIA

Datum uitspraak: 20 juli 2023
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van
2 juni 2022, 19/31 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

Appellante heeft hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Appellante heeft nadere stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 juni 2023. Appellante is verschenen. Het Uwv heeft zich niet laten vertegenwoordigen.

OVERWEGINGEN

1.1.
Appellante is laatstelijk werkzaam geweest als juridisch adviseur voor 30,5 uur per week. Op 25 januari 2016 heeft appellante zich ziekgemeld met psychische klachten. Het Uwv heeft bij besluit van 12 april 2018 appellante met ingang van 22 januari 2018 een loongerelateerde WGA-uitkering toegekend. De mate van arbeidsongeschiktheid is daarbij vastgesteld op 100%.
1.2.
Appellante heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van 12 april 2018. Bij beslissing op bezwaar (bestreden besluit) van 5 december 2018 heeft het Uwv dat bezwaar ongegrond verklaard.
2. Appellante heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank dat beroep ongegrond verklaard. Naar het oordeel van de rechtbank hebben de verzekeringsartsen die het onderzoek naar de arbeidsongeschiktheid van appellante hebben verricht, in hun rapporten de medische belastbaarheid van appellante op de datum in geding op inhoudelijk overtuigende wijze gemotiveerd. Het beroep van appellante heeft de rechtbank geen aanleiding gegeven om aan de juistheid daarvan te twijfelen, omdat appellante niet heeft geconcretiseerd waarom de inhoud van de verzekeringsgeneeskundige rapporten niet juist zou zijn. Ook heeft appellante niet met andersluidende medische informatie de onjuistheid van die rapporten onderbouwd.
3.1.
In hoger beroep heeft appellante een groot aantal gronden tegen de aangevallen uitspraak aangevoerd.
3.2.
Het Uwv heeft verzocht de aangevallen uitspraak te bevestigen.
4. De Raad oordeelt als volgt.
4.1.
Ter zitting heeft appellante herhaald dat zij het Uwv dankbaar is dat aan haar een uitkering is verstrekt en dat zij blij en tevreden is met de hoogte daarvan. Zij heeft niettemin een groot aantal gronden aangevoerd. Die gronden hebben echter geen betrekking op het bestreden besluit maar onder meer op haar relatie met haar werkgever of op gebeurtenissen in de werkomgeving of in de privésfeer. Anders dan appellante lijkt te stellen betekenen die gronden, ook als die juist zouden zijn, niet dat het bestreden besluit onvoldoende is gemotiveerd of dat het oordeel van de rechtbank onjuist is. De aangevallen uitspraak zal daarom worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door H.G. Rottier, in tegenwoordigheid van D. Schaap als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 20 juli 2023.
(getekend) H.G. Rottier
(getekend) D. Schaap