ECLI:NL:CRVB:2023:1412
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Toekenning loongerelateerde WGA-uitkering en vaststelling mate van arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland, die haar beroep tegen het besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) ongegrond had verklaard. Het Uwv had eerder aan appellante, die zich op 25 januari 2016 ziekmeldde met psychische klachten, een loongerelateerde WGA-uitkering toegekend met een vastgestelde mate van arbeidsongeschiktheid van 100%. Appellante was van mening dat de beslissing van het Uwv onjuist was en heeft hiertegen bezwaar gemaakt, wat door het Uwv ongegrond werd verklaard.
Tijdens de zitting heeft appellante haar waardering uitgesproken voor de uitkering die zij ontvangt, maar heeft zij ook een aantal gronden aangevoerd die niet direct betrekking hadden op het bestreden besluit. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de verzekeringsartsen de medische belastbaarheid van appellante op overtuigende wijze hadden gemotiveerd en dat appellante niet met alternatieve medische informatie de onjuistheid van de rapporten had onderbouwd. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de aangevoerde gronden van appellante niet voldoende waren om het bestreden besluit te weerleggen.
De uitspraak werd gedaan door H.G. Rottier, in tegenwoordigheid van griffier D. Schaap, en werd openbaar uitgesproken op 20 juli 2023. Er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.