ECLI:NL:CRVB:2023:14

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
5 januari 2023
Publicatiedatum
6 januari 2023
Zaaknummer
22 / 3254 WLZ
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen afwijzing indicatie zorgprofiel VV Beschut wonen met intensieve begeleiding

In deze zaak heeft verzoekster hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, die haar beroep tegen de beslissing van het CIZ ongegrond verklaarde. Het CIZ had op basis van medische adviezen van 23 februari en 10 mei 2021 een indicatie verleend voor het zorgprofiel VV Beschut wonen met intensieve begeleiding en uitgebreide verzorging. Verzoekster betwistte deze indicatie en stelde dat zij recht had op een ander zorgprofiel, namelijk VV Beschermd wonen met intensieve dementiezorg. De rechtbank oordeelde echter dat verzoekster geen medisch verifieerbare gegevens had aangeleverd die de medische adviezen in twijfel trokken. De voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld en kwam tot de conclusie dat er geen aanleiding was om de eerdere uitspraak van de rechtbank te herzien. De voorzieningenrechter onderschreef de overwegingen van de rechtbank en oordeelde dat verzoekster niet aannemelijk had gemaakt dat zij recht had op een ander zorgprofiel. Het verzoek om een voorlopige voorziening werd afgewezen, en de aangevallen uitspraak werd bevestigd.

Uitspraak

22.3254 WLZ, 22/3171 WLZ-VV

Centrale Raad van Beroep
Voorzieningenrechter
Uitspraak met toepassing van artikel 8:86 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 25 augustus 2022, 21/3616 (aangevallen uitspraak) en op het verzoek om toepassing van artikel 8:81 van de Awb van 5 oktober 2022
Partijen:
[verzoekster] te [woonplaats] (verzoekster)

CIZ (CIZ)

Datum uitspraak: 5 januari 2022
PROCESVERLOOP
Namens verzoekster mr.. I. Heijselaar, advocaat, hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 25 augustus 2022, 21/3616 (aangevallen uitspraak) en een verzoek om een voorlopige voorziening gedaan.
Het CIZ heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 2 december 2022. Verzoeksters is verschenen, bijgestaan door mr. Heijselaar en haar stiefzoon [A.]. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. J.E. Koedood.

OVERWEGINGEN

1. Het CIZ heeft bij besluit van 25 februari 2021, gehandhaafd bij besluit van 26 mei 2021, ingevolge het bepaalde bij en krachtens de Wet langdurige zorg (Wlz) aan verzoekster met ingang van 25 februari 2021 voor onbepaalde tijd een indicatie verleend voor het zorgprofiel VV Beschut wonen met intensieve begeleiding en uitgebreide verzorging. Het CIZ heeft hieraan de medische adviezen van 23 februari 2021 en 10 mei 2021 ten grondslag gelegd.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van verzoekster tegen de beslissing op bezwaar van 26 mei 2021 ongegrond verklaard. Hiertoe heeft de rechtbank het volgende overwogen. Het CIZ heeft het zorgprofiel van verzoekster kunnen baseren op de medische adviezen van 23 februari 2021 en 10 mei 2021. Het betoog van verzoekster dat haar behandelaren een ander zorgprofiel beter vinden passen, heeft de rechtbank niet gevolgd. Verzoekster heeft geen medisch verifieerbare gegevens aangeleverd waaruit blijkt dat getwijfeld moet worden aan de medische adviezen. Indien verzoekster de zorg op basis van de indicatie van het CIZ momenteel niet daadwerkelijk ontvangt, zal zij dit moeten oplossen met het zorgkantoor. Dit is de partij die de zorg aan verzoekster moet leveren. Met het huidige geïndiceerde zorgprofiel heeft verzoekster recht op verblijf in een zorginstelling. Dat de zorginstelling van haar voorkeur haar inschrijving nu niet accepteert vanwege haar zorgprofiel is spijtig, maar maakt niet dat zij een ander zorgprofiel geïndiceerd zou moeten krijgen. Indien de situatie van verzoekster verergert, kan zij een nieuwe aanvraag doen bij het CIZ.
3. Verzoekster heeft tegen de aangevallen uitspraak hoger beroep ingesteld en een verzoek om een voorlopige voorziening gedaan. Volgens verzoekster dient zij in aanmerking te komen voor het zorgprofiel VV Beschermd wonen met intensieve dementiezorg. Met het huidige zorgprofiel kan zij niet opgenomen worden in de door haar gewenste instelling.
4. De voorzieningenrechter komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Ingevolge de artikelen 8:104, eerste lid, en 8:108, eerste lid, van de Awb in verbinding met artikel 8:81 van de Awb kan, indien tegen een uitspraak van de rechtbank of de voorzieningenrechter van de rechtbank hoger beroep is ingesteld, de voorzieningenrechter van de Raad op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
4.2.
Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb in verbinding met artikel 8:86, eerste lid, van de Awb kan de voorzieningenrechter, indien hij van oordeel is dat na de zitting nader onderzoek redelijkerwijs niet kan bijdragen aan de beoordeling van de hoofdzaak, tevens onmiddellijk uitspraak doen in de hoofdzaak.
4.3.
De onder 4.2. bedoelde situatie doet zich voor. Overigens zijn er geen beletselen om onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak.
4.4.
De voorzieningenrechter verenigt zich met het oordeel van de rechtbank over de gronden van beroep en onderschrijft de overwegingen waarop dat oordeel berust. De gronden van hoger beroep zijn voornamelijk een herhaling van de gronden van beroep. Deze gronden behoeven gelet op de vorige volzin geen bespreking. In wat verzoekster overigens in hoger beroep naar voren heeft gebracht, heeft de voorzieningenrechter geen steun gevonden om tot een ander oordeel te komen dan waartoe de rechtbank is gekomen. Op geen enkele wijze heeft verzoekster aannemelijk gemaakt dat in plaats van beschut wonen met intensieve begeleiding en uitgebreide verzorging zij is aangewezen op beschermd wonen met intensieve dementiezorg.
4.5.
Uit 4.4 volgt dat het hoger beroep niet slaagt. De aangevallen uitspraak zal worden bevestigd. Gelet hierop zal het verzoek om een voorlopige voorziening worden afgewezen.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep
  • bevestigt de aangevallen uitspraak;
  • wijst het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorzieningen af.
Deze uitspraak is gedaan door J. Brand, in tegenwoordigheid van R. van Doorn als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 5 januari 2022.
(getekend) J. Brand
(getekend) R. van Doorn