ECLI:NL:CRVB:2023:1399

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
20 juli 2023
Publicatiedatum
20 juli 2023
Zaaknummer
21/2793 AW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen afwijzing tegemoetkoming woninghuur voor defensieambtenaar

Op 20 juli 2023 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in een hoger beroep van een appellant, een burgerambtenaar bij Defensie, die een verzoek had ingediend voor een tegemoetkoming in de woninghuur. De appellant had zijn huurwoning in Duitsland opgezegd en een nieuwe huurwoning betrokken op een afstand van ongeveer 40 kilometer van zijn standplaats. De commandant van het Dienstencentrum Internationale Ondersteuning Defensie had het verzoek afgewezen, omdat de appellant zich buiten het woongebied van 25 kilometer had gevestigd. De rechtbank Den Haag had het beroep van de appellant ongegrond verklaard, wat de appellant niet accepteerde en daarom hoger beroep instelde.

Tijdens de zittingen op 8 september 2022 en 25 mei 2023 werd de zaak behandeld. De Raad oordeelde dat de appellant niet had aangetoond dat er geen passende woningen beschikbaar waren binnen de gestelde afstand. De commandant had bewijs geleverd dat andere defensieambtenaren wel een passende woning binnen het woongebied hadden gevonden. De Raad concludeerde dat de appellant niet voldeed aan de voorwaarden voor de tegemoetkoming in de woninghuur, omdat hij niet in het gebied van plaatsing een eigen huishouding voerde en geen passende woning had kunnen huren.

De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen aanleiding was voor toepassing van de hardheidsclausule. De appellant kreeg geen vergoeding voor proceskosten en het betaalde griffierecht werd niet teruggegeven. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 20 juli 2023.

Uitspraak

21.2793 AW

Datum uitspraak: 20 juli 2023
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 30 juni 2021, 20/7574 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] , Duitsland (appellant)
de Commandant Dienstencentrum Internationale Ondersteuning Defensie (commandant)
PROCESVERLOOP
Met een besluit van 10 februari 2020 heeft de commandant het verzoek van appellant voor een tegemoetkoming in de woninghuur afgewezen.
Appellant heeft daartegen bezwaar gemaakt, maar de commandant is met het besluit van 27 oktober 2020 (bestreden besluit) bij die afwijzing gebleven. Appellant heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en het bestreden besluit in stand gelaten.
Namens appellant heeft mr. F. Aarts hoger beroep ingesteld. De commandant heeft een verweerschrift ingediend.
De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting van 8 september 2022. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. Aarts. De commandant heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M.I. Biharie-Pronk.
Het onderzoek ter zitting is geschorst. De commandant heeft vragen van de Raad schriftelijk beantwoord. Appellant heeft een reactie ingezonden.
De Raad heeft de zaak vervolgens behandeld op een zitting van 25 mei 2023. Appellant is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. Aarts. De commandant heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. J.W. Walet en mr. P.E.M. van der Veen.

OVERWEGINGEN

Inleiding
1. Bij de beoordeling van het hoger beroep gaat de Raad uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1.
Appellant, burgerambtenaar bij Defensie, is facilitair medewerker bij het National Support Element (NSE) in [standplaats], Duitsland. Appellant heeft sinds september 2013 met zijn partner gewoond in een huurwoning in [plaats] (Duitsland). De verhuurder heeft de huurovereenkomst per 31 oktober 2019 opgezegd.
1.2.
Appellant heeft op 27 maart 2019 een aanvraag voor een tegemoetkoming in de verhuiskosten in verband met een verhuizing naar zijn nieuwe woning in [woonplaats] (Duitsland) ingediend. De afstand tussen de woning van appellant en [standplaats] is ongeveer 40 km. De aanvraag is met toepassing van de hardheidsclausule uit artikel 31 van het Verplaatsingskostenbesluit defensie (VKBD) ingewilligd. Daarbij is vermeld dat appellant voor het eventueel passend verklaren van de nieuwe woning contact kan opnemen met de sectie Internationale Mobiliteit van het Dienstencentrum Internationale Ondersteuning Defensie (DCIOD).
1.3.
Appellant heeft op 11 januari 2020 het huurcontract getekend voor de nieuwe huurwoning in [woonplaats] (Duitsland). Op 23 januari 2020 heeft hij het DCIOD gevraagd wat onder ‘gebied van plaatsing’ als bedoeld in artikel 13, tweede lid, van het Voorzieningenstelsel buitenland defensiepersoneel (VBD) moet worden verstaan. Op diezelfde dag is appellant meegedeeld dat moet worden uitgegaan van een ‘woongebied 25 kilometer om de werkplek’. Appellant heeft vervolgens op 28 januari 2020 een rekest ingediend om in aanmerking te komen voor een tegemoetkoming in de woninghuur van zijn nieuwe huurwoning in [woonplaats] vanaf 1 maart 2020.
1.4.
Bij besluit van 10 februari 2020, na bezwaar gehandhaafd bij het bestreden besluit, heeft de commandant het verzoek van appellant voor een tegemoetkoming in de woninghuur afgewezen, omdat appellant een woning heeft betrokken op een afstand van ongeveer 40 kilometer van zijn standplaats en zich aldus buiten het woongebied van zijn standplaats [standplaats] heeft gevestigd.
1.5.
Op 3 maart 2020 is appellant naar de woning in [woonplaats] verhuisd.
Uitspraak van de rechtbank
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank heeft overwogen dat in artikel 13, eerste lid, van het VBD de criteria staan die van belang zijn bij de beoordeling of een woning als passend kan worden aangemerkt. De rechtbank heeft vastgesteld dat wat onder het criterium ‘ligging’ wordt verstaan niet nader is omschreven in het VBD dan wel de Beleidsregel woningvoorziening Bondsrepubliek Duitsland (Beleidsregel). De commandant komt echter, gelet op het bepaalde in artikel 13, eerste lid, van het VBD, beoordelingsruimte toe bij de invulling van het begrip passende woning. Daartoe wordt de vaste gedragslijn gehanteerd om aan te sluiten bij het begrip ‘woongebied’ in de zin van artikel 1, eerste lid, van het VKBD, waarin een afstandscriterium van 25 kilometer is neergelegd. Naar het oordeel van de rechtbank is met het aansluiten bij het VKBD voor het begrip ‘ligging’ geen onredelijk gebruik gemaakt van die beoordelingsruimte. Genoemd afstandscriterium is opgenomen in het VKBD sinds de inwerkingtreding van dit besluit. In het voorgeschreven formulier ‘Tegemoetkoming woninghuur en lening huurwaarborgsom Buitenland’, dat ook door appellant is gebruikt, is onder A vermeld dat onder meer het VKBD van toepassing is. Verder blijkt uit de bijlage bij het formulier Verhuiskosten dat het 25 kilometer-criterium wordt gehanteerd. Na het tekenen van zijn huurcontract en voorafgaand aan zijn aanvraag, heeft appellant ook te horen gekregen dat wordt uitgegaan van het 25 kilometer-criterium. Appellant kan, mede gelet op zijn eerdere verhuizing en op het feit dat hij in 2019 heeft gevraagd om een tegemoetkoming in de verhuiskosten, geacht worden hiermee bekend te zijn.
Standpunt van appellant
3. Appellant is het met die uitspraak van de rechtbank niet eens. Wat hij daartegen heeft aangevoerd wordt hierna besproken.
Het oordeel van de Raad
4. De Raad beoordeelt of de rechtbank het besluit waarbij de verzochte tegemoetkoming in de woninghuur is afgewezen terecht in stand heeft gelaten. Hij doet dat aan de hand van de argumenten die appellant in hoger beroep heeft aangevoerd, de beroepsgronden. De Raad komt tot het oordeel dat het hoger beroep niet slaagt. Hierna legt de Raad uit hoe hij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4.1.
De wettelijke regels en beleidsregels die voor de beoordeling van het hoger beroep belangrijk zijn, zijn te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
4.2.
Om in aanmerking te komen voor een tegemoetkoming in de woninghuur in een geval als dit moet aan de volgende, cumulatieve voorwaarden zijn voldaan: de defensieambtenaar moet a. in het gebied van plaatsing een eigen huishouding voeren en b. het moet hem niet mogelijk zijn geweest een passende woning te huren waarvan de huur lager of gelijk is aan de eigen bijdrage.
4.3.
Appellant heeft betoogd dat er ten tijde van zijn verzoek geen zodanige woningen beschikbaar waren binnen een straal van 25 kilometer rondom [standplaats] (inclusief de vier goedgekeurde steden buiten die straal). Volgens appellant brengen redelijkheid en billijkheid mee dat hij toch in aanmerking komt voor de gevraagde tegemoetkoming in de woninghuur. Dit betoog slaagt niet. De commandant heeft de stelling van appellant betwist dat er geen passende woningen beschikbaar waren waarvan de huur lager of gelijk was aan de eigen bijdrage. Ter zitting van de Raad heeft de commandant gewezen op een achttal defensieambtenaren die in dezelfde periode in het woongebied [standplaats] wel een passende huurwoning hebben gevonden, zodat het hoogst onwaarschijnlijk is dat dit voor appellant niet mogelijk was. Appellant is in de gelegenheid gesteld om zijn stellingname op dit onderdeel te onderbouwen, bijvoorbeeld met een verklaring van makelaars ter plaatse, maar is daarin niet geslaagd. De door hem op 15 mei 2023 overgelegde stukken zijn niet een zodanige onderbouwing, alleen al omdat zij betrekking hebben op de huidige woningsituatie en niet die ten tijde van zijn verzoek.
Hardheidsclausule
4.4.
Appellant heeft geen zijn situatie betreffende, bijzondere omstandigheden naar voren gebracht op grond waarvan de door de regelgeving voorgeschreven uitkomst niet houdbaar zou zijn. Er is dus geen aanleiding voor toepassing van de hardheidsclausule.
Conclusie en gevolgen
4.5.
Het hoger beroep slaagt niet. De aangevallen uitspraak wordt bevestigd. Dit betekent dat de afwijzing van de verzochte tegemoetkoming in de woninghuur in stand blijft.
5. Appellant krijgt daarom geen vergoeding voor zijn proceskosten. Hij krijgt ook het betaalde griffierecht niet terug.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door H. Lagas, in tegenwoordigheid van M. Dafir als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 20 juli 2023.
(getekend) H. Lagas
(getekend) M. Dafir
Bijlage
Artikel 2 van het VBD bepaalt dat onverminderd het bepaalde in artikel 5, vijfde lid, dit hoofdstuk van toepassing is op de defensie-ambtenaar die is geplaatst in een gebied buiten Nederland, enkele hier niet van toepassing zijnde uitzonderingen daargelaten.
Artikel 3 van het VBD bepaalt dat de defensieambtenaar is geplaatst in een gebied buiten Nederland, indien hij voor een tijdvak van langere duur dan dertig achtereenvolgende dagen (…) in dat gebied is tewerkgesteld en in dat gebied is gevestigd.
Artikel 13, eerste lid, aanhef en onder a van het VBD verstaat onder passende woning: een woning die wat huurbedrag, aard, ruimte, indeling en ligging betreft, door de commandant – mede gelet op de plaatselijke normen – als een geschikte woning voor de defensieambtenaar wordt aangemerkt.
Artikel 13, tweede lid van het VBD luidt: De defensieambtenaar die aanspraak heeft op de toelage-buitenland, bedoeld in artikel 7, eerste of derde lid, en die in het gebied van plaatsing een eigen huishouding voert, heeft aanspraak op een maandelijkse tegemoetkoming in de woninghuur, indien het hem naar het oordeel van de commandant niet mogelijk is geweest:
in Duitsland, de Nederlandse Antillen of Aruba: een passende defensiewoning of, indien een zodanige woning naar het oordeel van de commandant niet beschikbaar is, een passende woning te huren;
in overige gebieden: een passende woning te huren, waarvan de huur lager is dan of gelijk is aan de eigen bijdrage. De tegemoetkoming bedraagt het verschil tussen de verschuldigde huur, of bij een vrije keuze woning de door de commandant bepaalde maximale huur, en de eigen bijdrage.
Artikel 28 van het VBD bepaalt dat de Minister van Defensie bevoegd is te beslissen in die gevallen, waarin het VBD naar zijn oordeel niet of niet in redelijkheid voorziet. Deze bevoegdheid van de minister is gemandateerd aan de commandant voor defensieambtenaren die in het buitenland zijn geplaatst.
Artikel 1 van het VKBD verstaat onder woongebied: een zodanig gebied waarbij de afstand van de woning naar de plaats van tewerkstelling niet meer bedraagt dan 25 kilometer, vast te stellen bij gebruik van ander vervoer dan openbaar vervoer, alsmede een bij ministeriële regeling goedgekeurde plaats van vestiging.
Artikel 12, eerste lid van de Beleidsregel bepaalt dat de defensieambtenaar die zelf een passende woning huurt en in aanmerking komt voor een tegemoetkoming in de woninghuur, overeenkomstig artikel 13 van het VBD deze ontvangt indien de verschuldigde huur voor het gebruik van een woning hoger is dan de eigen bijdrage.