ECLI:NL:CRVB:2023:139
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van bijstand wegens op geld waardeerbare werkzaamheden in restaurant
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 24 januari 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Limburg. Appellante ontving sinds 30 oktober 2014 bijstand, maar na een onderzoek door de gemeente Venlo werd vastgesteld dat zij op geld waardeerbare werkzaamheden verrichtte in het restaurant van haar ex-partner. De sociaal rechercheurs hebben waarnemingen gedaan en gesprekken gevoerd met appellante, waaruit bleek dat zij verschillende taken in het restaurant uitvoerde, zoals het bereiden van etenswaren en het bedienen van klanten. Het college van burgemeester en wethouders heeft daarop besloten de bijstand van appellante per 15 januari 2020 te beëindigen, omdat zij haar inlichtingenverplichting had geschonden door deze werkzaamheden niet te melden.
Appellante heeft in hoger beroep aangevoerd dat zij nooit op geld waardeerbare werkzaamheden heeft verricht en dat haar aanwezigheid in het restaurant voornamelijk te maken had met haar kinderen en haar ex-partner. De Raad heeft echter geoordeeld dat de bevindingen van de sociaal rechercheurs voldoende bewijs leveren voor het verrichten van werkzaamheden door appellante. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de beëindiging van de bijstand op goede gronden was gebaseerd. De beroepsgronden van appellante werden als herhalingen van eerdere argumenten beschouwd en de Raad vond geen aanleiding om af te wijken van het oordeel van de rechtbank.