ECLI:NL:CRVB:2023:1389

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
18 juli 2023
Publicatiedatum
18 juli 2023
Zaaknummer
21 / 1313 PW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om proceskostenveroordeling in hoger beroep tegen besluit college van burgemeester en wethouders van Rotterdam

Op 18 juli 2023 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak met nummer 21/1313 PW. Deze uitspraak betreft een hoger beroep ingesteld door appellant, vertegenwoordigd door mr. M. El Idrissi, tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 30 maart 2021. De rechtbank had het beroep tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam, dat op 28 september 2020 het bezwaar van appellant ongegrond verklaarde, afgewezen. Appellant had eerder ontheffing van de arbeidsverplichting op grond van de Participatiewet gekregen voor de periode van 7 september 2020 tot en met 6 september 2021.

Tijdens de procedure heeft mr. El Idrissi het hoger beroep ingetrokken na een besluit van het college van 5 oktober 2021, waarin appellant volledig en duurzaam arbeidsongeschikt werd verklaard. In zijn verzoek vroeg appellant het college te veroordelen in de proceskosten. De Centrale Raad van Beroep heeft echter geoordeeld dat er geen sprake was van een tegemoetkomen door het bestuursorgaan, zoals bedoeld in artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De besluitvorming waar het hoger beroep op betrekking had, betrof een eerdere periode dan het besluit van 5 oktober 2021.

Daarom heeft de Centrale Raad van Beroep het verzoek om proceskostenveroordeling afgewezen. De uitspraak is gedaan door J.J. Janssen, in tegenwoordigheid van A. Giesen als griffier, en is openbaar uitgesproken op 18 juli 2023.

Uitspraak

Datum uitspraak: 18 juli 2023
21/1313 PW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van
30 maart 2021, 20/5601 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam (college)

PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft mr. M. El Idrissi hoger beroep ingesteld tegen de aangevallen uitspraak.
Bij brief van 20 juli 2022 heeft mr. El Idrissi namens appellant het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht het college te veroordelen in de proceskosten.
Het college heeft verweer gevoerd.
Onder toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het onderzoek ter zitting achterwege gelaten. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

OVERWEGINGEN

Bij besluit van 7 september 2020 heeft het college appellant ontheffing verleend van de arbeidsverplichting op grond van de Participatiewet voor de periode van 7 september 2020 tot en met 6 september 2021.
Bij besluit van 28 september 2020 heeft het college het daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het beroep tegen het besluit van 28 september 2020 ongegrond verklaard.
Mr. El Idrissi heeft het hoger beroep ingetrokken naar aanleiding van een besluit van het college van 5 oktober 2021, waarin appellant volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is verklaard en is vrijgesteld van alle verplichtingen in verband met arbeidsinschakeling, reintegratie en tegenprestatie.
Artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Awb bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
In dit geval is van een tegemoetkomen als bedoeld in artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb geen sprake. De in deze procedure aan de orde zijnde besluitvorming heeft betrekking op de periode van 7 september 2020 tot en met 6 september 2021. Het besluit van 5 oktober 2021 betreft een nieuwe beoordeling voor een periode daarna.
Het verzoek om een veroordeling in de proceskosten wordt daarom afgewezen.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep wijst het verzoek om proceskostenveroordeling af.
Deze uitspraak is gedaan door J.J. Janssen, in tegenwoordigheid van A. Giesen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 18 juli 2023.
(getekend) J.J. Janssen
(getekend) A. Giesen