ECLI:NL:CRVB:2023:1376

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
18 juli 2023
Publicatiedatum
18 juli 2023
Zaaknummer
22 / 3449 PW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens termijnoverschrijding in bestuursrechtelijke zaak

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 18 juli 2023 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een appellant tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. Het hoger beroep was ingesteld door de gemachtigde van de appellant, Mr. M.I. L’Ghdas, maar werd niet-ontvankelijk verklaard omdat het beroepschrift niet tijdig was ingediend. De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt zes weken, en deze termijn begint te lopen vanaf de dag na de bekendmaking van de aangevallen uitspraak. In dit geval was de uitspraak van de rechtbank op 14 februari 2018 aan partijen bekendgemaakt, en het beroepschrift werd pas op 2 november 2022 ontvangen.

De appellant voerde aan dat hij door psychische klachten niet in staat was om tijdig te beslissen over het instellen van hoger beroep. Hij verwees naar brieven van zijn psychiaters ter ondersteuning van zijn stelling. De Raad overwoog echter dat de termijn voor het indienen van het hoger beroep met meer dan 4,5 jaar was overschreden en dat de medische stukken onvoldoende grond boden om de termijnoverschrijding verschoonbaar te achten. De Raad concludeerde dat er geen reden was om aan te nemen dat de appellant niet in verzuim was geweest en verklaarde het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk.

De uitspraak werd gedaan door J.J. Janssen, in tegenwoordigheid van D. van der Boom als griffier. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd, en belanghebbenden hebben de mogelijkheid om binnen zes weken na verzending van het afschrift van deze uitspraak schriftelijk verzet te doen.

Uitspraak

Datum uitspraak: 18 juli 2023
22/3449 PW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:54 en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van
5 februari 2018, 17/5925 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam

PROCESVERLOOP

Mr. M.I. L’Ghdas, advocaat, heeft als gemachtigde van appellant hoger beroep ingesteld.

OVERWEGINGEN

Ingevolge artikel 6:24 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in samenhang met de artikelen 6:7, 6:8, 6:9 en 6:11 van die wet geldt het volgende.
De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt zes weken. Deze termijn gaat in met ingang van de dag na die waarop de aangevallen uitspraak door middel van de toezending van een afschrift aan partijen is bekendgemaakt.
Een beroepschrift is tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen. Bij verzending per post is een beroepschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen.
De uitspraak waartegen hoger beroep is ingesteld is op 14 februari 2018 in afschrift aan partijen toegezonden. Het beroepschrift is pas op 2 november 2022 per e-mail ontvangen. Dit betekent dat het beroepschrift niet tijdig is ingediend.
Ten aanzien van een na afloop van de beroepstermijn ingediend beroepschrift blijft nietontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
Bij brief van 12 december 2022 is aan gemachtigde van appellant gevraagd naar de reden van de termijnoverschrijding.
Gemachtigde van appellant heeft daarop bij brief van 8 januari 2023 geantwoord dat appellant destijds, alsook lange tijd daarna, door psychische klachten niet in staat was te beslissen over het al of niet in hoger beroep gaan en dat hij evenmin besef had van de gevolgen van het niet instellen van hoger beroep. Hij heeft in dit verband verwezen naar brieven van psychiater C.A. van Slooten van 22 april 2021 en van psychiater R.W. Kupka van 4 april 2022. Daarnaast heeft hij een beroep gedaan op het toepassen van de menselijke maat.
Wat appellant heeft aangevoerd, bevat geen grond waarop redelijkerwijs kan worden geoordeeld dat hij niet in verzuim is geweest.
De termijn voor het indienen van hoger beroep is in dit geval met meer dan 4,5 jaar overschreden. De medische stukken waar appellant zich op beroept bieden onvoldoende grond om deze termijnoverschrijding verschoonbaar te achten. Weliswaar kan uit deze stukken worden opgemaakt dat appellant al sinds 2002 kampt met verschillende psychische en psychiatrische klachten, maar er kan niet uit worden afgeleid dat hij gedurende de beroepstermijn buiten staat was om - al dan niet pro forma - hoger beroep in te stellen, of dit te laten doen door zijn gemachtigde (die hem ook al bij de rechtbank had bijgestaan).
Het hoger beroep is kennelijk niet-ontvankelijk, zodat zonder verder onderzoek kan worden beslist.
Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door J.J. Janssen, in tegenwoordigheid van D. van der Boom als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 18 juli 2023.
(getekend) J.J. Janssen
(getekend) D. van der Boom
Tegen deze uitspraak kunnen een belanghebbende en het bestuursorgaan binnen zes weken na de verzending van het afschrift van deze uitspraak schriftelijk verzet doen bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA UTRECHT. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld te worden gehoord.