ECLI:NL:CRVB:2023:1367
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep over nabetaling van salaris en functiewaardering bij de Belastingdienst na overstap van de appellante
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag. Appellante, werkzaam als vastgoeddeskundige bij het Rijksvastgoedbedrijf (RVB), heeft in 2017 vrijwillig een functie bij de Belastingdienst aanvaard. Voorafgaand aan deze overstap had de minister haar functie bij het RVB ingedeeld in schaal 11, maar na bezwaar is deze indeling met terugwerkende kracht in schaal 12 vastgesteld. De rechtbank heeft het beroep van appellante gegrond verklaard, maar de nabetaling van het achterstallige salaris is beperkt tot de datum van haar vertrek bij het RVB, 1 april 2017. Appellante heeft hoger beroep ingesteld, omdat zij meent recht te hebben op nabetaling over de periode na haar overstap naar de Belastingdienst.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld en geconcludeerd dat appellante geen recht heeft op nabetaling van salaris na 1 april 2017, omdat zij vrijwillig een andere functie is gaan vervullen. De Raad onderschrijft het oordeel van de rechtbank dat er geen causaal verband bestaat tussen de gestelde schade en de besluitvorming van de minister. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat appellante geen recht heeft op een vervangende schadevergoeding. De beslissing van de minister om de nabetaling van het achterstallige salaris in stand te houden, wordt bevestigd. Appellante krijgt geen vergoeding voor proceskosten en het griffierecht wordt niet teruggegeven.