ECLI:NL:CRVB:2023:1365
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing verzoek tot herwaardering functie adjudant onderofficier Koninklijke Marechaussee
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant, een adjudant onderofficier bij de Koninklijke Marechaussee, tegen de afwijzing van zijn verzoek tot herwaardering van zijn functie. Appellant heeft van 3 februari 2014 tot 1 juli 2019 de functie van [naam functie] vervuld bij het [onderdeel A] van de KMar. Hij verzocht op 29 maart 2019 om aanpassing en herwaardering van zijn functie, omdat hij meende dat de werkzaamheden sinds 2014 waren veranderd door een verhoogde opleidingscapaciteit en dat zijn taken niet meer overeenkwamen met de functiebeschrijving. De staatssecretaris van Defensie heeft het verzoek op 27 juni 2019 afgewezen, en deze afwijzing is na bezwaar door de staatssecretaris gehandhaafd in een besluit van 1 juni 2021. De rechtbank Den Haag heeft het beroep van appellant tegen deze afwijzing ongegrond verklaard, waarna appellant in hoger beroep ging.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld op een zitting van 2 juni 2023. De Raad oordeelt dat de staatssecretaris terecht geen aanleiding heeft gezien om de functiebeschrijving aan te passen. De Raad concludeert dat appellant niet aannemelijk heeft gemaakt dat zijn werkzaamheden significant afwijken van de functiebeschrijving. De argumenten van appellant, waaronder de vermeende toename van verantwoordelijkheden door de verhoogde opleidingscapaciteit, zijn door de Raad niet overtuigend bevonden. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en laat de afwijzing van het verzoek tot herwaardering in stand. Appellant krijgt geen vergoeding voor proceskosten en het griffierecht wordt niet teruggegeven.