ECLI:NL:CRVB:2023:1365

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
14 juli 2023
Publicatiedatum
17 juli 2023
Zaaknummer
22 / 3365 MAW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen afwijzing verzoek tot herwaardering functie adjudant onderofficier Koninklijke Marechaussee

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant, een adjudant onderofficier bij de Koninklijke Marechaussee, tegen de afwijzing van zijn verzoek tot herwaardering van zijn functie. Appellant heeft van 3 februari 2014 tot 1 juli 2019 de functie van [naam functie] vervuld bij het [onderdeel A] van de KMar. Hij verzocht op 29 maart 2019 om aanpassing en herwaardering van zijn functie, omdat hij meende dat de werkzaamheden sinds 2014 waren veranderd door een verhoogde opleidingscapaciteit en dat zijn taken niet meer overeenkwamen met de functiebeschrijving. De staatssecretaris van Defensie heeft het verzoek op 27 juni 2019 afgewezen, en deze afwijzing is na bezwaar door de staatssecretaris gehandhaafd in een besluit van 1 juni 2021. De rechtbank Den Haag heeft het beroep van appellant tegen deze afwijzing ongegrond verklaard, waarna appellant in hoger beroep ging.

De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld op een zitting van 2 juni 2023. De Raad oordeelt dat de staatssecretaris terecht geen aanleiding heeft gezien om de functiebeschrijving aan te passen. De Raad concludeert dat appellant niet aannemelijk heeft gemaakt dat zijn werkzaamheden significant afwijken van de functiebeschrijving. De argumenten van appellant, waaronder de vermeende toename van verantwoordelijkheden door de verhoogde opleidingscapaciteit, zijn door de Raad niet overtuigend bevonden. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en laat de afwijzing van het verzoek tot herwaardering in stand. Appellant krijgt geen vergoeding voor proceskosten en het griffierecht wordt niet teruggegeven.

Uitspraak

22/3365 MAW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 15 september 2022, 21/4667 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Staatssecretaris van Defensie (staatssecretaris)
Datum uitspraak: 14 juli 2023

PROCESVERLOOP

Met een besluit van 27 juni 2019 heeft de staatssecretaris het verzoek van appellant tot herwaardering van zijn functie afgewezen. Appellant heeft daartegen bezwaar gemaakt, maar de staatssecretaris is met een besluit van 1 juni 2021 (bestreden besluit) bij deze afwijzing gebleven.
Appellant heeft tegen dat besluit beroep ingesteld. De rechtbank heeft in de aangevallen uitspraak het beroep ongegrond verklaard.
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
Appellant heeft een nader stuk ingediend.
De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting van 2 juni 2023. Appellant is verschenen. De staatssecretaris heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. H.J.M.R. van den Ende en S.E. Houwer.

OVERWEGINGEN

Inleiding

1. Bij de beoordeling van het hoger beroep zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.
1.1.
Appellant is als adjudant onderofficier werkzaam bij de Koninklijke Marechaussee (KMar). Hij heeft de functie van [naam functie] bij het [onderdeel A] ([A]) van de KMar vervuld van 3 februari 2014 tot 1 juli 2019.
1.2.
Appellant heeft op 29 maart 2019 verzocht om aanpassing en herwaardering van deze functie. Volgens appellant zijn er sinds 2014 meer leerlingen door de verhoogde opleidingscapaciteit, waardoor veranderingen zijn opgetreden in de werkzaamheden en de werkzaamheden niet meer beperkt blijven tot wat in de functieomschrijving is beschreven. Appellant heeft in dit kader gewezen op uitbreiding in de vorm van verantwoording, ceremoniële taken, planningsperikelen, en het controleren van ondersteunende taken en het maken c.q. controleren van de daarbij behorende orders.
1.3.
Bij besluit van 27 juni 2019 is het verzoek tot herwaardering van zijn functie afgewezen, omdat de opgedragen werkzaamheden vanuit de functiebeschrijving niet structureel of significant afwijken van wat de functiebeschrijving stelt. Dit besluit is, na bezwaar, door de staatssecretaris gehandhaafd bij het bestreden besluit van 1 juni 2021.Hieraan is het volgende ten grondslag gelegd. Volgens de staatssecretaris verzwaart de hoeveelheid leerlingen niet de taken en verantwoordelijkheden. De ceremoniële taken vinden een aantal maal per jaar plaats en dit betreft geen structurele of significante taak, die een bijdrage zou kunnen leveren aan een eventuele functieherwaardering. De inhoud van het planningswerk ligt op het niveau van wachtmeester/opperwachtmeester en draagt dan ook onvoldoende bij aan een functieherwaardering. De tweede teamleider bij het [A] is als kwaliteitscontroleur onder meer verantwoordelijk voor aansluiting van opleidingen en trainingen aan de operaties van de KMar en beheert, volgt en bewaakt de kwaliteit van opleidingen en trainingen van de sector. Het controleren van ondersteunende taken en het maken c.q. controleren van orders behoren tot deze werkzaamheden en wijken niet structureel en significant af van de beschrijving in de functieomschrijving.
Uitspraak van de rechtbank
2. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard en daarmee het bestreden besluit in stand gelaten. De rechtbank ziet in wat appellant heeft aangevoerd geen aanleiding voor het oordeel dat de functiebeschrijving onzorgvuldig tot stand is gekomen of in strijd is met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Naar het oordeel van de rechtbank is de staatssecretaris in gegaan op alle punten uit het verzoek van appellant en heeft de staatssecretaris het besluit tot afwijzing van het verzoek tot herwaardering voldoende gemotiveerd. De rechtbank volgt het standpunt van de staatssecretaris. Van een toezegging tot een diepgaand onderzoek, zoals gesteld door appellant, is niet gebleken.
Het standpunt van appellant
3. Appellant is het met die uitspraak van de rechtbank niet eens. Wat hij daartegen heeft aangevoerd wordt hierna besproken.

Het oordeel van de Raad

4.1.
De Raad beoordeelt of de rechtbank terecht de afwijzing van het verzoek van appellant om aanpassing en herwaardering van zijn functie in stand heeft gelaten. Hij doet dat aan de hand van de argumenten die appellant in hoger beroep heeft aangevoerd, de beroepsgronden. De Raad komt tot het oordeel dat het hoger beroep niet slaagt. Hierna legt de Raad uit hoe hij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4.2.
Met de rechtbank is de Raad van oordeel dat de staatssecretaris in wat appellant heeft aangevoerd terecht geen aanleiding heeft gezien om de functiebeschrijving van tweede teamleider bij het [A] van de KMar aan te passen en als gevolg daarvan de functie te herwaarderen. Appellant heeft niet aannemelijk gemaakt dat de opgedragen werkzaamheden niet in lijn zijn met de voor hem geldende functiebeschrijving. Niet is gebleken van taken en werkzaamheden die significant en structureel afwijken van de functiebeschrijving. Gelet op wat de functiebeschrijving stelt, zijn de door appellant genoemde taken, zoals de planning en het controleren van ondersteunende taken en de daarbij behorende orders, onder de functiebeschrijving te vatten. De omstandigheid dat de opleidingscapaciteit is verhoogd en dat er meer leerlingen zijn, maakt het voorgaande niet anders en brengt ook geen verzwaring van de verantwoordelijkheid mee die uit hoofde van de functie op de tweede teamleider rust. Ook met de door appellant gestelde planningsperikelen heeft appellant niet aannemelijk gemaakt dat dat hij zwaardere taken vervult die aanleiding geven tot aanpassing van de functie en een hogere waardering. Gelet op het voorgaande heeft de staatssecretaris daarom terecht geen aanleiding gezien om een nader onderzoek tot functiewaardering in te stellen. Het betoog van appellant dat naar aanleiding van zijn verzoek een uitgebreid onderzoek had moeten worden ingesteld treft dan ook geen doel.

Conclusie en gevolgen

4.3.
Het hoger beroep slaagt dus niet. De aangevallen uitspraak wordt bevestigd. Dit betekent dat de afwijzing van het verzoek van appellant om aanpassing en herwaardering van zijn functie in stand blijft.
5. Appellant krijgt daarom geen vergoeding voor zijn proceskosten. Hij krijgt ook het betaalde griffierecht niet terug.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J.J.T. van den Corput, in tegenwoordigheid van B. Beerens als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 14 juli 2023.
(getekend) J.J.T. van den Corput
(getekend) B. Beerens