ECLI:NL:CRVB:2023:1364

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
14 juli 2023
Publicatiedatum
17 juli 2023
Zaaknummer
22 / 3316 WAD
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van toelage op grond van de Inkomstenregeling militairen voor Specialist Munitietechniek

In deze zaak gaat het om de vraag of de werkzaamheden van appellant, Specialist Munitietechniek, recht geven op een toelage volgens artikel 19, vierde lid, van de Inkomstenregeling militairen (IRM). Appellant heeft in 1989 als militair bij de Koninklijke Luchtmacht gediend en werkt sinds 2004 in zijn huidige functie. Hij heeft een verzoek ingediend om in aanmerking te komen voor een toelage, maar dit is door de commandant afgewezen. De commandant heeft in zijn besluit gesteld dat de werkzaamheden van appellant niet onder de toelage vallen, omdat deze niet gelijkgesteld kunnen worden met de werkzaamheden die in artikel 19 van de IRM zijn opgesomd. De rechtbank heeft het beroep van appellant ongegrond verklaard, maar appellant heeft hoger beroep ingesteld.

De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak op 14 juli 2023 behandeld. De Raad oordeelt dat het bestreden besluit niet deugdelijk is gemotiveerd. De Raad concludeert dat de commandant niet voldoende heeft onderbouwd waarom de werkzaamheden van appellant geen aanspraak geven op de toelage. De Raad vernietigt de aangevallen uitspraak en verklaart het beroep tegen het bestreden besluit gegrond. De commandant wordt opgedragen om een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen, waarbij rekening moet worden gehouden met de uitspraak van de Raad. Tevens wordt de commandant veroordeeld in de proceskosten van appellant, die in totaal € 3.348,- bedragen.

Uitspraak

22/3316 WAD
Datum uitspraak: 14 juli 2023
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 15 september 2022, 22/1458 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Commandant Luchtstrijdkrachten (commandant)
PROCESVERLOOP
Met een besluit van 25 augustus 2021 heeft de commandant een rekest van appellant om in aanmerking te komen voor een toelage op grond van artikel 19 van de Inkomstenregeling militairen (IRM) afgewezen. Appellant heeft daartegen bezwaar gemaakt, maar de commandant is met een besluit van 24 januari 2022 (bestreden besluit) bij de afwijzing van het rekest gebleven.
Appellant heeft tegen dat besluit beroep ingesteld. De rechtbank heeft in de aangevallen uitspraak het beroep ongegrond verklaard.
Namens appellant heeft mr. F. Bree hoger beroep ingesteld. De commandant heeft een verweerschrift ingediend.
De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting van 2 juni 2023. Appellant is verschenen, bijgestaan door zijn opvolgend gemachtigde, mr. T.A. van Helvoort, advocaat. De commandant heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. R.N. Bruin.
OVERWEGINGEN
Samenvatting
Het gaat in deze zaak kort gezegd om de vraag of de werkzaamheden die appellant verricht in zijn functie van Specialist Munitietechniek aanspraak geven op een toelage op grond van artikel 19, vierde lid, van de IRM. De Raad is tot de conclusie gekomen dat in het bestreden besluit niet deugdelijk is gemotiveerd waarom de door appellant verrichte werkzaamheden geen aanspraak rechtvaardigen op deze toelage. De commandant zal worden opgedragen om met inachtneming van deze uitspraak een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen
Inleiding
1. Bij de beoordeling van het hoger beroep zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.
1.1. Appellant is in 1989 als militair aangesteld bij het beroepspersoneel van de Koninklijke Luchtmacht. Sinds 1 juni 2004 werkt hij als Specialist Munitietechniek op de vliegbasis [locatie]. Op grond van de functieomschrijving van deze functie is appellant onder meer belast met het in optimale conditie houden van munitie, munitiegerelateerde artikelen en explosieven door het zelfstandig uitvoeren van inspecties, het verrichten van correctief en preventief onderhoud en door assembleren en de-assembleren.
1.2. Bij rekest van 5 juli 2022 heeft appellant de commandant verzocht om in aanmerking te komen voor een toelage op grond van artikel 19 van de IRM. Daarbij heeft hij onder meer vermeld dat hij samen met zijn leidinggevenden een inventarisatie heeft gemaakt van zijn in het verleden verrichte werkzaamheden en dat uit die inventarisatie volgt dat hij minstens 20% van zijn tijd werkzaamheden heeft uitgevoerd die vallen onder artikel 19 van de IRM.
1.3. De commandant heeft dit rekest bij besluit van 25 augustus 2021 afgewezen. Het bezwaar daartegen heeft de commandant bij het bestreden besluit ongegrond verklaard. Daaraan is ten grondslag gelegd, kort samengevat, dat appellant bij zijn assemblagewerkzaamheden de taak heeft verschillende onderdelen van munitie tot samengestelde (vliegtuig)munitie te assembleren. Het assembleren, het in elkaar zetten van munitie, kan op zichzelf worden uitgelegd als het monteren van munitie. Het monteren van munitie tijdens assemblagewerkzaamheden is echter een andere wijze van monteren dan zoals aan de orde is bij renovatiewerkzaamheden. Bij het in elkaar zetten van munitie tijdens assemblagewerkzaamheden zijn en blijven de onderdelen die zijn gevuld met springstof, rooksas, lichtsas of brandsas op zo'n manier omhuld dat deze stoffen niet vrij kunnen komen. Bij renovatiewerkzaamheden waarbij deze onderdelen worden gedemonteerd bestaat dit gevaar wel, inclusief het bijbehorende aanvullende risico. Verder is vermeld dat het assembleren, het in elkaar zetten van munitie, ook kan leiden tot het uit elkaar halen van munitie, het de-assembleren. Het demonteren van aparte onderdelen van munitie, bijvoorbeeld een buis of onstekingsinrichting, behoort echter niet tot de werkzaamheden van appellant.
Uitspraak van de rechtbank
2. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard en heeft daarmee dit besluit in stand gelaten. Hierbij heeft zij overwogen dat de commandant ter zitting heeft toegelicht dat het onderwerp ‘Toelage munitieruimen’ behorend bij artikel 19 van de IRM integraal moet worden gelezen met de rest van het artikel. Appellant maakt geen aanspraak op een toelage munitieruimen, omdat hij zich niet bezighoudt met het ruimen van munitie waarbij het gevaar bestaat dat er gevaarlijke stoffen vrijkomen. Hij (de)assembleert of (de)monteert hele delen van munitie om deze delen te inspecteren en daaraan correctief en preventief onderhoud te verrichten. Daarbij zijn de werkzaamheden met betrekking tot het renoveren van munitie(onderdelen) ondergebracht bij de Explosieven Opruimingsdienst van Defensie en niet op de vliegbasis waar appellant werkt. Wanneer een object gevaarlijke stoffen bevat moet het desbetreffende onderdeel worden weggevoerd. De commandant heeft zich op het standpunt gesteld dat het behouden van de optimale conditie van munitie niet kan worden gelijkgesteld met het renoveren van munitie(onderdelen) in de zin van artikel 19 van het IRM, waarbij het gevaar bestaat dat gevaarlijke stoffen vrijkomen. De rechtbank heeft de commandant gevolgd in deze uitleg van artikel 19 van de IRM.
Het standpunt van appellant
Appellant is het met die uitspraak van de rechtbank niet eens. Wat hij daartegen heeft aangevoerd wordt hierna besproken
.

Het oordeel van de Raad

4.1.
De Raad beoordeelt of de rechtbank terecht het besluit om het rekest van appellant om toekenning van een toelage op grond van artikel 19 van de IRM af te wijzen, in stand heeft gelaten. Hij doet dat aan de hand van de argumenten die appellant in hoger beroep heeft aangevoerd, de beroepsgronden. De Raad komt tot het oordeel dat het hoger beroep slaagt. Hierna legt de Raad uit hoe hij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4.2.
De wettelijke regels die voor de beoordeling van het hoger beroep belangrijk zijn, zijn te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
4.3.
Uit artikel 19, vierde lid, van de IRM moet worden afgeleid dat voor toekenning van de toelage op deze grond niet is vereist dat alle bij categorie B opgesomde werkzaamheden tot de functie van de betrokken militair behoren. Dit komt ook overeen met de wijze waarop de toelage in de praktijk wordt gedeclareerd. Zoals ter zitting is besproken, kan de toelage namelijk per dag worden gedeclareerd op basis van de die dag verrichte werkzaamheden die onder het bereik vallen van artikel 19 van de IRM. Appellant verricht in zijn functie onder meer (de)assemblagewerkzaamheden. Het geschil spitst zich toe op de vraag of daarbij sprake is van monteren en demonteren in de zin van artikel 19, eerste lid, onderdeel c, van de IRM. Mede gelet op wat de commandant in dit verband ter zitting naar voren heeft gebracht, moet worden aangenomen dat er geen toelichting bestaat op artikel 19 van de IRM. Dat het (de)monteren van hele delen van munitie niet valt onder artikel 19, eerste lid, onderdeel c, van de IRM, zoals de commandant heeft gesteld, volgt naar het oordeel van de Raad niet uit de tekst van de bepaling. Anderzijds geldt dat appellant er ter zitting op heeft gewezen dat in zijn werkomgeving diverse veiligheidsmaatregelen van toepassing zijn, waaronder het gebruik van speciale schoenen, een verbod op het gebruik van mobiele telefoons, de aanwezigheid van speciale vloeren en een aangepaste verlichting. Dat dergelijke veiligheidsmaatregelen zijn getroffen, heeft de commandant niet weersproken. De aanwezigheid van deze maatregelen levert op zijn minst het vermoeden op dat de werkzaamheden een zeker risico meebrengen. Uit het voorgaande volgt dat in het bestreden besluit niet deugdelijk is gemotiveerd waarom de door appellant verrichte werkzaamheden geen aanspraak rechtvaardigen op een toelage op grond van artikel 19, vierde lid, van de IRM.
Conclusie en gevolgen
5. De aangevallen uitspraak zal worden vernietigd. Verder zal het beroep tegen het bestreden besluit gegrond worden verklaard en zal dat besluit worden vernietigd. Het is nu aan de commandant om opnieuw te bezien in hoeverre appellant in aanmerking komt voor de toelage. De commandant zal daarom worden opgedragen om met inachtneming van deze uitspraak een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen. Verder zal de Raad bepalen dat tegen het door de commandant te nemen nieuwe besluit alleen bij de Raad beroep kan worden ingesteld.
6. De Raad zal de commandant veroordelen in de kosten die appellant redelijkerwijs heeft moeten maken in verband met de behandeling van zijn beroep en hoger beroep. De Raad begroot de door de commandant te vergoeden proceskosten op € 1.674,- voor in beroep verleende rechtsbijstand (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het bijwonen van de zitting, waarde per punt € 837,-) en op € 1.674,- voor in hoger beroep verleende rechtsbijstand (1 punt voor het indienen van het hogerberoepschrift en 1 punt voor het bijwonen van de zitting, waarde per punt € 837,-).
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep
  • vernietigt de aangevallen uitspraak;
  • verklaart het beroep tegen het besluit van 24 januari 2022 gegrond en vernietigt dat besluit;
  • draagt de commandant op een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen met inachtneming van deze uitspraak en bepaalt dat beroep tegen dit besluit alleen bij de Raad kan worden ingesteld;
  • veroordeelt de commandant in de proceskosten van appellant tot een bedrag van in totaal € 3.348,-;
  • bepaalt dat de commandant aan appellant het in beroep en in hoger beroep betaalde griffierecht van in totaal € 358,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door J.J.T. van den Corput, in tegenwoordigheid van R.R. Olde Engberink als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 14 juli 2023.
(getekend) J.J.T. van den Corput
(getekend) R.R. Olde Engberink

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wettelijke regels

Artikel 19 (Toelage munitieruimen) van de Inkomstenregeling militairen luidt sinds 1 januari 1996 als volgt:
1.
In dit artikel wordt verstaan onder:
a. geïmproviseerde explosieven:
1°. voorwerpen die stoffen bevatten die kunnen exploderen, rook verwekken of brandstichten en die zijn toegezonden of op een geïmproviseerde wijze zijn aangebracht of gedeponeerd met het oogmerk te doden, te verminken, te vernietigen, te beschadigen, brand of verwarring te stichten of te treiteren;
2°. voorwerpen die door de wijze van toezending, aanbrenging of deponering naar het oordeel van de commandant de indruk vestigen vorenbedoelde stoffen te bevatten;
b. categorie A:
1°. het onderzoeken of opruimen van in Nederland onbekende niet-gesprongen explosieven of munitie;
2°. het onschadelijk maken van explosieven – munitie daaronder begrepen – die door welke oorzaak dan ook in een gevaarlijke toestand zijn komen te verkeren of waarvan wordt aangenomen dat zij zich in een gevaarlijke toestand bevinden; daaronder wordt niet mede verstaan het door middel van een vernietigingslading doen springen van niet-geëxplodeerde munitie bij schietoefeningen;
3°. het gereedmaken van gevaarlijke explosieven of munitie voor vernietiging;
4°. het vervoeren van explosieven, bedoeld ten 1° en ten 2°, indien daarbij ontploffingsgevaar bestaat;
5°. het bergen van vliegtuigwrakken, indien daarbij ontploffingsgevaar van explosieven en munitie bestaat;
6°. het opgraven van stoffelijke overschotten, indien bij het opruimen van daarbij aangetroffen explosieven of munitie assistentie wordt verleend aan de Explosieven Opruimingsdienst;
c. categorie B
1°. renovatiewerkzaamheden aan eigen munitie of munitie van bekende samenstelling, omvattende:
(a). het verwijderen van niet afgevuurde ontstekingsdoppen uit hulzen;
(b). het plaatsen van ontstekingsdoppen in hulzen;
(c). het verwijderen van de voortdrijvende lading uit hulzen;
(d). het plaatsen van de voortdrijvende lading in hulzen;
(e). het depatroneren van patroonmunitie;
(f). het patroneren van patroonmunitie;
(g). het monteren van munitie, gevuld met springstof, rooksas, lichtsas of brandsas;
(h). het verwijderen van buizen of ontstekingsinrichtingen van munitie, indien dit op andere wijze dan met de normale munitie moet geschieden;
(i). het demonteren van buizen of ontstekingsinrichtingen;
(j). het schoonstralen met staalgrit van munitie, gevuld met springstof, rooksas, lichtsas of brandsas;
(k). het verwijderen van springstof, rooksas, lichtsas of brandsas uit munitie door middel van branden, stomen, steken, spoelen of schrappen;
(l). het boren, zagen, afdraaien of persen van springstof, rooksas, lichtsas of brandsas;
2°. onderzoekingswerkzaamheden aan eigen munitie of munitie van bekende samenstelling, waarbij tot gehele of gedeeltelijke demontage moet worden overgegaan.
2 De militair die een door de Commandant van het desbetreffende Operationeel Commando aan te wijzen functie vervult en die in opdracht van de commandant tot categorie A behorende werkzaamheden verricht, heeft aanspraak op een toelage, waarvan het bedrag wordt vastgesteld met toepassing van tabel 9. Indien die werkzaamheden (mede) betrekking hebben op geïmproviseerde explosieven worden bedoelde bedragen verdubbeld.
3 Aanspraak op de toelage, bedoeld in het tweede lid, heeft ook de militair die opvarende is van een door de commandant aan te wijzen vaartuig bestemd voor het transport van te vernietigen gevaarlijke explosieven of munitie, indien zodanige explosieven zich aan boord van dat vaartuig bevinden.
4 De militair van het Commando Landstrijdkrachten of het Commando Luchtstrijdkrachten die een door de Commandant Luchtstrijdkrachten of de Commandant Landstrijdkrachten aan te wijzen functie vervult en die in opdracht van de commandant tot categorie B behorende werkzaamheden verricht, heeft aanspraak op een toelage, waarvan het bedrag wordt vastgesteld met toepassing van tabel 9.
5 Aanspraak op de toelage, bedoeld in het vierde lid, heeft ook de militair van de Koninklijke landmacht of de Koninklijke luchtmacht die zich in opdracht van de commandant in een ruimte bevindt waarin te zelfder tijd tot categorie B behorende werkzaamheden worden verricht, indien dat met het oog op die werkzaamheden noodzakelijk is.