ECLI:NL:CRVB:2023:136
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep niet-ontvankelijk wegens ontbreken procesbelang in Bbz-zaak
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 16 januari 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. De appellant, die bijstand ontvangt op grond van de Participatiewet, had een voorbereidingsperiode voor een startende ondernemer aangevraagd. Deze voorbereidingsperiode werd door het college van burgemeester en wethouders van Amersfoort beëindigd, omdat de appellant niet voldeed aan de voorwaarden voor het starten van een levensvatbaar bedrijf. De appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat de beëindiging van de voorbereidingsperiode onterecht was en dat hij schade heeft geleden door de besluitvorming van het college.
De Raad heeft vastgesteld dat de appellant na de beëindiging van de voorbereidingsperiode geen nieuwe aanvraag heeft ingediend en dat er geen initiatieven zijn getoond voor het starten van een bedrijf. Hierdoor ontbrak het procesbelang, omdat de appellant geen resultaat meer kon bereiken dat voor hem van betekenis zou zijn. De Raad heeft geconcludeerd dat het hoger beroep niet-ontvankelijk is, omdat de appellant niet heeft aangetoond dat hij nog steeds voornemens was om een bedrijf te starten en dat hij geen schade heeft kunnen onderbouwen die voortvloeit uit de beëindiging van de voorbereidingsperiode.
De uitspraak benadrukt het belang van procesbelang in hoger beroep en dat een louter formeel of principieel belang niet voldoende is om ontvankelijkheid te rechtvaardigen. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.