ECLI:NL:CRVB:2023:1335

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
12 juli 2023
Publicatiedatum
12 juli 2023
Zaaknummer
22/1775 ZW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van de ZW-uitkering en geschiktheid voor arbeid

In deze zaak gaat het om de beëindiging van de Ziektewet (ZW)-uitkering van appellante per 9 februari 2021 door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Appellante, die voorheen als productiemedewerker werkte, had zich ziekgemeld met galblaasklachten en ontving aanvankelijk een uitkering op basis van de Werkloosheidswet. Na een beoordeling door een verzekeringsarts op 4 januari 2021, werd appellante geschikt geacht voor haar laatste werk. Het Uwv beëindigde daarop haar ZW-uitkering, wat leidde tot bezwaar en een daaropvolgend beroep bij de rechtbank. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, wat appellante deed besluiten om hoger beroep in te stellen.

De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak zonder zitting behandeld, omdat partijen geen zitting wensten. In de uitspraak wordt geconcludeerd dat de verzekeringsartsen de medische belastbaarheid van appellante op de datum in geding op overtuigende wijze hebben gemotiveerd. De Raad oordeelt dat het Uwv terecht heeft vastgesteld dat appellante weer geschikt was voor haar functie als productiemedewerker, ondanks haar psychische klachten. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en stelt dat appellante geen recht heeft op vergoeding van proceskosten of terugbetaling van griffierecht.

De uitspraak benadrukt de wettelijke regels omtrent de ZW-uitkering en de voorwaarden waaronder een verzekerde recht heeft op deze uitkering. De Raad onderschrijft de overwegingen van de rechtbank en concludeert dat het hoger beroep van appellante niet slaagt.

Uitspraak

22/1775 ZW
Datum uitspraak: 12 juli 2023
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van
15 april 2022, 21/2996 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

Met een besluit van 4 februari 2021 heeft het Uwv de uitkering die appellante ontving op grond van de Ziektewet (ZW) vanaf 9 februari 2021 beëindigd. Appellante heeft daartegen bezwaar gemaakt, maar het Uwv is met een besluit van 21 april 2021 (bestreden besluit) bij de beëindiging van de ZW-uitkering gebleven.
Appellante heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
Appellante heeft hoger beroep ingesteld. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
De Raad heeft partijen laten weten dat hij een zitting niet nodig vindt en gevraagd of zij het daarmee eens zijn. Omdat partijen daarna niet om een zitting hebben gevraagd, heeft de Raad de zaak niet behandeld op een zitting en het onderzoek gesloten.

OVERWEGINGEN

Samenvatting

Het gaat in deze zaak over de vraag of het Uwv terecht de ZW-uitkering van appellante per
9 februari 2021 heeft beëindigd. Volgens appellante was zij toen door haar (medische) beperkingen niet in staat om haar werk als productiemedewerker te verrichten zodat zij onveranderd recht heeft op een ZW-uitkering. De Raad volgt dit standpunt niet en komt tot het oordeel dat het Uwv de ZW-uitkering terecht heeft beëindigd.

Inleiding

1. Appellante heeft voor het laatst gewerkt als productiemedewerker voor 40 uur per week. Haar dienstverband is op 6 december 2019 geëindigd. Op 15 juni 2020 heeft zij zich ziekgemeld met galblaasklachten. Op dat moment ontving zij een uitkering op grond van de Werkloosheidswet. Het Uwv heeft appellante een uitkering op grond van de ZW toegekend. Op 4 januari 2021 heeft zij het spreekuur bezocht van een verzekeringsarts. Deze arts heeft appellante per 9 februari 2021 geschikt geacht voor haar laatste werk. Bij besluit van 4 februari 2021 heeft het Uwv de ZW-uitkering per die datum beëindigd. In de bezwaarfase heeft een verzekeringsarts bezwaar en beroep onderzoek gedaan en een rapport opgesteld. Het Uwv heeft op basis hiervan geen aanleiding gezien voor wijziging van zijn standpunt.
Uitspraak van de rechtbank
2. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Naar het oordeel van de rechtbank hebben de verzekeringsartsen de medische belastbaarheid van appellante op de datum in geding op inhoudelijke overtuigende wijze gemotiveerd en geeft het beroep geen aanleiding om aan de juistheid daarvan te twijfelen. In verband met haar psychische problematiek is appellante aangewezen op gestructureerd en overzichtelijk werk zonder aanhoudende werkstress en moet conflictgevoelig werk voorkomen worden. Het eigen werk van appellante voldoet aan deze voorwaarden. Het Uwv heeft appellante dan ook terecht per 9 februari 2021 weer geschikt geacht voor haar laatste werk in de functie van productiemedewerker.
Het hoger beroep van appellante
3. Appellante is het met die uitspraak van de rechtbank niet eens. Wat zij daartegen heeft aangevoerd, wordt hierna besproken.

Het oordeel van de Raad

4.1.
De Raad beoordeelt of de rechtbank terecht het besluit om de ZW-uitkering van appellante te beëindigen in stand heeft gelaten. De Raad komt tot het oordeel dat het hoger beroep niet slaagt.
4.2.
De wettelijke regels die voor de beoordeling van het hoger beroep belangrijk zijn, zijn te vinden in de bijlage bij deze uitspraak. De bijlage maakt deel uit van de uitspraak.
4.3.
Op grond van artikel 19 van de ZW heeft een verzekerde recht op een ZW-uitkering als hij zijn arbeid als gevolg van ziekte of gebreken niet kan verrichten. ‘Zijn arbeid’ is het werk dat de verzekerde als laatste heeft verricht voordat hij ziek werd. Als de verzekerde geen werkgever heeft, wordt beoordeeld of de verzekerde werkzaamheden kan verrichten die bij een soortgelijke werkgever gewoonlijk kenmerkend zijn voor zijn arbeid.
4.4.
De stelling van appellante dat zij vanwege haar psychische klachten op 9 februari 2021 nog niet geschikt was voor haar eigen werk, heeft zij ook in beroep al aangevoerd. De rechtbank heeft deze grond in de aangevallen uitspraak gemotiveerd besproken. Appellante heeft in hoger beroep geen medische gegevens ingebracht die tot een ander oordeel leiden dan de rechtbank heeft gegeven. Het oordeel van de rechtbank en de overwegingen die tot dit oordeel hebben geleid worden daarom onderschreven.

Conclusie en gevolgen

5. Het hoger beroep slaagt dus niet. De aangevallen uitspraak wordt bevestigd. Dit betekent dat de beëindiging van de ZW-uitkering in stand blijft.
6. Appellante krijgt daarom geen vergoeding voor haar proceskosten. Zij krijgt ook het betaalde griffierecht niet terug.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door E.J.J.M. Weyers, in tegenwoordigheid van S. Pouw als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 12 juli 2023.
(getekend) E.J.J.M. Weyers
(getekend) S. Pouw

Bijlage

Artikel 19 van de Ziektewet
1. De verzekerde heeft bij ongeschiktheid tot het verrichten van zijn arbeid als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte recht op ziekengeld overeenkomstig het bij of krachtens deze wet bepaalde.
(…)
4. Voor de toepassing van deze wet worden onder ziekte mede verstaan gebreken.
5. Ten aanzien van een verzekerde die geen werkgever heeft als bedoeld in artikel 9, 10 of 12 wordt onder ongeschiktheid tot het verrichten van zijn arbeid verstaan: ongeschiktheid tot het verrichten van werkzaamheden die bij een soortgelijke werkgever gewoonlijk kenmerkend voor zijn arbeid zijn. In afwijking van de eerste zin wordt indien de verzekerde de arbeid gedurende minder dan een week heeft verricht en daaraan voorafgaand gedurende ten minste zes maanden andere arbeid heeft verricht onder ongeschiktheid tot het verrichten van zijn arbeid verstaan: ongeschiktheid tot het verrichten van werkzaamheden die gewoonlijk kenmerkend zijn voor de andere arbeid die in die zes maanden hoofdzakelijk is verricht.