Uitspraak
20 3886 PW
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
BEOORDELING
BESLISSING
- bevestigt de aangevallen uitspraak;
- wijst het verzoek tot veroordeling van het dagelijks bestuur tot het vergoeden van schade af.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om de intrekking van bijstand aan appellanten, die sinds 1 januari 2014 bijstand ontvingen op grond van de Participatiewet. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat appellanten de op hen rustende inlichtingenverplichting hebben geschonden door geen melding te maken van hun handel in Contracts for Difference (CFD's) in de periode van 1 januari 2018 tot en met 31 augustus 2018. Dit leidde tot de intrekking van hun bijstand, omdat het recht op bijstand in die periode niet kon worden vastgesteld. De Raad stelt vast dat de appellanten geen duidelijkheid hebben verschaft over hun accounts en transacties op de betrokken trading platforms, waardoor het recht op bijstand niet kon worden vastgesteld.
De rechtbank Midden-Nederland had eerder het beroep van appellanten tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. In hoger beroep hebben appellanten aangevoerd dat zij, indien zij aan de inlichtingenverplichting hadden voldaan, recht op bijstand zouden hebben gehad. De Raad oordeelt echter dat de appellanten niet aannemelijk hebben gemaakt dat zij in de te beoordelen periode recht op bijstand zouden hebben gehad. De Raad benadrukt dat het beschikken over middelen niet pas plaatsvindt op het moment van uitbetaling door de broker, maar eerder, op het moment dat de waarde van de CFD's kan worden aangewend voor de noodzakelijke kosten van bestaan.
De Raad bevestigt de aangevallen uitspraak en wijst het verzoek om schadevergoeding af. Appellanten krijgen het griffierecht niet terug en ontvangen geen vergoeding van hun proceskosten. De uitspraak is openbaar gedaan op 27 juni 2023.