ECLI:NL:CRVB:2023:1287

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
6 juli 2023
Publicatiedatum
6 juli 2023
Zaaknummer
18/4960 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Proceskostenveroordeling in hoger beroep tegen het Uwv na intrekking van het beroep

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 6 juli 2023 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Het hoger beroep was ingesteld door mr. J.P.M. van Gilse namens appellant, die later werd vertegenwoordigd door mr. J.E. Hamann. De zaak betreft een proceskostenveroordeling na intrekking van het hoger beroep, waarbij het Uwv op 29 november 2022 een gewijzigde beslissing op bezwaar heeft genomen. Dit volgde op een rapport van de benoemde deskundige, psychiater F.B. van der Wurff, die op 15 september 2022 zijn bevindingen heeft gepresenteerd. De Raad heeft vastgesteld dat het Uwv aan appellant tegemoet is gekomen door het bezwaar gegrond te verklaren en een arbeidsongeschiktheidsuitkering toe te kennen met terugwerkende kracht. Aangezien het beroep is ingetrokken, heeft de Raad de kosten van rechtsbijstand en deskundigenvergoeding toegewezen aan appellant, die in totaal €4.692,32 bedragen. De uitspraak is gedaan door voorzitter E.W. Akkerman en griffier C.G. van Straalen, en is openbaar uitgesproken op de datum van de uitspraak.

Uitspraak

18.4960 WIA

Datum uitspraak: 6 juli 2023
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van
27 juli 2018, 18/1382 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. J.P.M. van Gilse hoger beroep ingesteld.
Bij brief van 9 februari 2021 heeft mr. J.E. Hamann zich gesteld als opvolgend gemachtigde van appellant.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Partijen hebben nadere stukken ingediend.
De Raad heeft F.B. van der Wurff, psychiater, benoemd als deskundige. De deskundige heeft op 15 september 2022 rapport uitgebracht.
Partijen hebben op het rapport van de deskundige gereageerd.
Het Uwv heeft op 29 november 2022 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen.
Namens appellant heeft zijn opvolgend gemachtigde mr. C.M.H. van Vliet bij brief van
16 januari 2023 het hoger beroep ingetrokken en verzocht om het Uwv te veroordelen in de proceskosten.
Het Uwv heeft geen verweerschrift ingediend.
Onder toepassing van artikel 8:57 van de Awb is het onderzoek ter zitting achterwege gelaten. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

OVERWEGINGEN

1. Artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Awb bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Op grond van artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
2. Het Uwv heeft bij beslissing op bezwaar van 29 november 2021 het bezwaar van appellant tegen het besluit van 11 januari 2018 alsnog gegrond verklaard en appellant met ingang van
2 februari 2017 een arbeidsongeschiktheidsuitkering op grond van de inkomensvoorziening voor volledig en duurzaam arbeidsongeschikten toegekend.
3.1.
Hiermee is het Uwv aan appellant tegemoetgekomen. Het Uwv wordt veroordeeld in de kosten die appellant in verband met de behandeling van het bezwaar, het beroep en het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken.
3.2.
De kosten van rechtsbijstand worden begroot op € 1.674,- in beroep (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting) en € 1.255,50 in hoger beroep (1 punt voor het indienen van het hoger beroepschrift en 0,5 punt voor de zienswijze na verslag deskundigenonderzoek). Verder worden de kosten voor vergoeding van door appellant ingeschakelde deskundigen ad € 1.762,82, zoals door appellant gevorderd, toegewezen. Het totale bedrag van voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten bedraagt daarmee € 4.692,32.
4. Voor vergoeding van het betaalde griffierecht kan appellant zich rechtstreeks tot het Uwv wenden.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep veroordeelt het Uwv in de kosten van appellant tot een bedrag van in totaal €4.692,32.
Deze uitspraak is gedaan door E.W. Akkerman als voorzitter, in tegenwoordigheid van
C.G. van Straalen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 6 juli 2023.
(getekend) E.W. Akkerman
(getekend) C.G. van Straalen