In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 6 juli 2023 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Het hoger beroep was ingesteld door mr. J.P.M. van Gilse namens appellant, die later werd vertegenwoordigd door mr. J.E. Hamann. De zaak betreft een proceskostenveroordeling na intrekking van het hoger beroep, waarbij het Uwv op 29 november 2022 een gewijzigde beslissing op bezwaar heeft genomen. Dit volgde op een rapport van de benoemde deskundige, psychiater F.B. van der Wurff, die op 15 september 2022 zijn bevindingen heeft gepresenteerd. De Raad heeft vastgesteld dat het Uwv aan appellant tegemoet is gekomen door het bezwaar gegrond te verklaren en een arbeidsongeschiktheidsuitkering toe te kennen met terugwerkende kracht. Aangezien het beroep is ingetrokken, heeft de Raad de kosten van rechtsbijstand en deskundigenvergoeding toegewezen aan appellant, die in totaal €4.692,32 bedragen. De uitspraak is gedaan door voorzitter E.W. Akkerman en griffier C.G. van Straalen, en is openbaar uitgesproken op de datum van de uitspraak.