In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 5 juli 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. Appellante, die in Duitsland woont, had een WIA-uitkering ontvangen na zich ziek te hebben gemeld met psychische klachten. Het Uwv had vastgesteld dat appellante per 14 oktober 2020 geen recht meer had op een WIA-uitkering, omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt zou zijn. Appellante was het hier niet mee eens en stelde dat haar beperkingen niet goed waren beoordeeld. De Raad heeft een deskundige benoemd die concludeerde dat appellante op de datum in geding inderdaad beperkingen had, maar dat deze niet leidden tot een hogere mate van arbeidsongeschiktheid dan vastgesteld door het Uwv. De Raad oordeelde dat het medisch onderzoek door de verzekeringsartsen van het Uwv zorgvuldig was en dat er geen reden was om aan de conclusies van de deskundige te twijfelen. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het Uwv in de proceskosten van appellante moest worden veroordeeld.