Uitspraak
22.1541 ZW
OVERWEGINGEN
BESLISSING
- bevestigt de aangevallen uitspraak voor zover aangevochten;
- wijst het verzoek om veroordeling tot vergoeding van schade af.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 5 juli 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. Appellante, die zich op 6 december 2019 ziek meldde met vermoeidheidsklachten, had in het kader van de Ziektewet (ZW) recht op ziekengeld. Na een eerstejaars ZW-beoordeling (EZWb) op 29 november 2020, waarbij een verzekeringsarts haar belastbaarheid vaststelde, beëindigde het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) haar ziekengeld per 23 februari 2021. Appellante ging in bezwaar, maar het Uwv verklaarde dit ongegrond. De rechtbank bevestigde deze beslissing, waarop appellante in hoger beroep ging.
In hoger beroep voerde appellante aan dat haar beperkingen als gevolg van buik- en ischiasklachten waren onderschat. De Raad oordeelde dat de gronden van appellante in essentie een herhaling waren van wat eerder in beroep was aangevoerd. De rechtbank had de beroepsgronden afdoende besproken en geoordeeld dat deze niet slagen. De Raad onderschreef de overwegingen van de rechtbank en concludeerde dat de verzekeringsartsen voldoende zorgvuldig hadden gehandeld. De door appellante overgelegde medische informatie bood geen aanknopingspunten voor een ander oordeel.
De Raad bevestigde dat de aan de EZWb ten grondslag gelegde functies medisch geschikt waren voor appellante en dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de vastgestelde beperkingen. Het hoger beroep werd verworpen en de aangevallen uitspraak werd bevestigd, zonder veroordeling van het Uwv tot schadevergoeding of proceskosten.