ECLI:NL:CRVB:2023:1262
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag Tozo 4-uitkering wegens gezamenlijke huishouding
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 27 juni 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de afwijzing van een aanvraag voor een Tozo 4-uitkering door het dagelijks bestuur van de Gemeenschappelijke Regeling Sociaal. De appellant had verzocht om bijstand op grond van de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers, maar zijn aanvraag werd afgewezen omdat hij een gezamenlijke huishouding voerde met X. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam, die het beroep van de appellant ongegrond had verklaard.
De Raad oordeelde dat appellant en X ten tijde van belang hun hoofdverblijf in dezelfde woning hadden, wat bepalend is voor de vraag of er sprake is van een gezamenlijke huishouding. Uit de feiten bleek dat er een kind uit de relatie van appellant en X was geboren en dat appellant dit kind had erkend. Dit leidde tot de conclusie dat de appellant niet in aanmerking kwam voor de Tozo 4-uitkering, aangezien de Participatiewet bepaalt dat bij het vaststellen van een gezamenlijke huishouding gekeken moet worden naar het hoofdverblijf.
De Raad heeft de argumenten van de appellant, die stelde dat hij slechts een briefadres had op het adres waar hij ingeschreven stond, verworpen. De Raad vond dat deze stelling niet in overeenstemming was met de eerder genoemde feiten en de verklaringen van de appellant zelf. De conclusie was dat het hoger beroep niet slaagde en dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten.