ECLI:NL:CRVB:2023:1261

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
4 juli 2023
Publicatiedatum
4 juli 2023
Zaaknummer
21 / 3871 PW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Proceskostenveroordeling na intrekking hoger beroep door college van burgemeester en wethouders van Amsterdam

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 4 juli 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep met zaaknummer 21/3871 PW. Het hoger beroep is ingetrokken door de appellant, vertegenwoordigd door mr. H.J.J. Hendrikse, nadat het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam had besloten zijn verweer niet langer te handhaven. Dit besluit werd aan de appellant meegedeeld via een e-mail op 18 oktober 2022. De appellant heeft vervolgens op 29 november 2022 het hoger beroep ingetrokken en verzocht om een proceskostenveroordeling voor de kosten die hij in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep heeft gemaakt.

De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat het college akkoord ging met de vergoeding van de proceskosten conform het Besluit proceskosten bestuursrecht. De Raad heeft de kosten die de appellant redelijkerwijs heeft moeten maken in beroep en hoger beroep begroot op respectievelijk € 1.674,- en € 837,-. De totale proceskostenveroordeling bedraagt dus € 2.511,-. De uitspraak is gedaan door J.J. Janssen, in tegenwoordigheid van A. Giesen als griffier, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

Datum uitspraak: 4 juli 2023
21/3871 PW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van
21 september 2021, 20/6913
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam (college)

PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft mr. H.J.J. Hendrikse, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Bij bericht van 18 oktober 2022 heeft het college laten weten zijn verweer niet langer te handhaven en heeft hij aangegeven bereid te zijn de proceskosten te vergoeden.
Bij brief van 29 november 2022 heeft mr. Hendrikse namens appellant het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht het college te veroordelen in de proceskosten in beroep en hoger beroep.
Onder toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het onderzoek ter zitting achterwege gelaten. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

OVERWEGINGEN

Artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Awb bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Vastgesteld wordt dat mr. Hendrikse het hoger beroep heeft ingetrokken naar aanleiding van de e-mail van het college van 18 oktober 2022, waarin het college heeft besloten zijn verweer in verband met het beroep tegen de beslissing op bezwaar van 19 november 2022 niet langer te handhaven. Het college heeft laten weten dat hij akkoord gaat met een vergoeding van de proceskosten conform het Besluit proceskosten bestuursrecht.
Het college wordt veroordeeld in de kosten die appellant in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten worden, ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht, begroot op € 1.674,- in beroep en € 837,- in hoger beroep.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep veroordeelt het college in de kosten van appellant tot een bedrag van € 2.511,- .
Deze uitspraak is gedaan door J.J. Janssen, in tegenwoordigheid van A. Giesen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 4 juli 2023.
(getekend) J.J. Janssen
(getekend) A. Giesen