ECLI:NL:CRVB:2023:1241

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
29 juni 2023
Publicatiedatum
29 juni 2023
Zaaknummer
22 / 1896 WUV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens niet tijdig betalen griffierecht

Op 29 juni 2023 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak met nummer 22/1896 WUV. Het hoger beroep van de erven [appellante] tegen de Pensioen- en Uitkeringsraad is niet-ontvankelijk verklaard. De zaak betreft een beroep dat was ingesteld tegen een besluit van de verweerder van 9 mei 2022, waarbij de appellante was gewezen op de verplichting tot betaling van griffierecht. De gemachtigde van appellante ontving op 18 juni 2022 een brief waarin werd aangegeven dat een griffierecht van € 50,- verschuldigd was, met de mededeling dat dit bedrag uiterlijk 28 dagen na verzending op de aangegeven bankrekening moest zijn bijgeschreven. Ondanks een herinnering op 19 juli 2022, is het griffierecht niet tijdig betaald. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat er geen reden was om aan te nemen dat de appellante niet in verzuim was geweest. Hierdoor kon het hoger beroep niet inhoudelijk worden behandeld. De uitspraak is gedaan door Y. Sneevliet, in tegenwoordigheid van D. van der Boom als griffier, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

Datum uitspraak: 29 juni 2023
22/1896 WUV
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het geding tussen:
de erven [appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Pensioen- en Uitkeringsraad (verweerder)

PROCESVERLOOP

Gemachtigde van appellante, [gemachtigde], heeft beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 9 mei 2022, kenmerk BZ01 WUV 145618.

OVERWEGINGEN

In artikel 8:41, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is bepaald dat van de indiener van het beroepschrift een griffierecht wordt geheven.
Bij brief van 18 juni 2022 is gemachtigde van appellante erop gewezen dat een griffierecht van € 50,- is verschuldigd, en is medegedeeld dat dit bedrag uiterlijk 28 dagen na de dag van verzending van de brief op de in die brief genoemde bankrekening moet zijn bijgeschreven.
Bij aangetekende brief van 19 juli 2022 is gemachtigde van appellante nogmaals gewezen op de verschuldigdheid van het griffierecht en is medegedeeld dat het verschuldigde bedrag binnen vier weken na de datum van deze brief dient te zijn bijgeschreven op de in die brief genoemde bankrekening dan wel contant moet zijn betaald. Daarbij is erop gewezen dat als het griffierecht niet tijdig wordt betaald, appellante er rekening mee moet houden dat het (hoger) beroep niet inhoudelijk behandeld zal worden.
Het griffierecht is niet binnen de termijn betaald.
Op grond van de beschikbare gegevens kan redelijkerwijs niet worden geoordeeld dat appellant niet in verzuim is geweest. Het hoger beroep is kennelijk niet-ontvankelijk, zodat zonder verder onderzoek kan worden beslist.
Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door Y. Sneevliet, in tegenwoordigheid van D. van der Boom als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 29 juni 2023.
(getekend) Y. Sneevliet
(getekend) D. van der Boom
Tegen deze uitspraak kunnen een belanghebbende en het bestuursorgaan binnen zes weken na de verzending van het afschrift van deze uitspraak schriftelijk verzet doen bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA UTRECHT. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld te worden gehoord.