ECLI:NL:CRVB:2023:1212

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
28 juni 2023
Publicatiedatum
28 juni 2023
Zaaknummer
22/3128 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering WIA-uitkering op basis van arbeidsongeschiktheid en medische beperkingen

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 28 juni 2023 uitspraak gedaan over de weigering van het Uwv om appellante een WIA-uitkering toe te kennen. Het Uwv had vastgesteld dat appellante minder dan 35% arbeidsongeschikt was, wat leidde tot de afwijzing van haar aanvraag. Appellante betwistte deze beslissing en voerde aan dat zij meer (medische) beperkingen had dan het Uwv had aangenomen, waardoor zij de geselecteerde functies niet kon vervullen. De Raad heeft de zaak behandeld en vastgesteld dat het Uwv terecht geen WIA-uitkering heeft toegekend. De Raad oordeelde dat de medische beoordeling van het Uwv, inclusief de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML), correct was en dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de vastgestelde beperkingen. De rechtbank had eerder het beroep van appellante ongegrond verklaard, en de Raad bevestigde deze uitspraak. Appellante heeft geen nieuwe medische gegevens overgelegd die haar standpunt onderbouwen, en de Raad zag geen reden om een deskundige te benoemen. De uitspraak bevestigt dat de weigering van de WIA-uitkering in stand blijft, en appellante krijgt geen vergoeding voor proceskosten of griffierecht.

Uitspraak

22/3128 WIA
Datum uitspraak: 28 juni 2023
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van
18 augustus 2022, 22/1135 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Met een besluit van 25 maart 2021 heeft het Uwv geweigerd appellante een uitkering op grond van de Wet Werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) toe te kennen. Appellante heeft daartegen bezwaar gemaakt, maar het Uwv is met een besluit van 11 januari 2022 (bestreden besluit) bij de weigering van de uitkering gebleven.
Appellante heeft tegen dat besluit beroep ingesteld. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
Namens appellante heeft mr. A.L.M. Vreeswijk, advocaat, hoger beroep ingesteld. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
De Raad heeft de zaak op 17 mei 2023 op zitting behandeld. Appellante is niet verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door A. Anandbahadoer.

OVERWEGINGEN

Samenvatting
Het gaat in deze zaak over de vraag of het Uwv terecht appellante geen WIA-uitkering heeft toegekend, omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Appellante is van mening dat zij meer (medische) beperkingen heeft dan het Uwv heeft aangenomen. Daarom kan zij de door de arbeidsdeskundige geselecteerde functies niet vervullen. De Raad volgt dit standpunt niet en komt tot het oordeel dat het Uwv terecht geen WIA-uitkering heeft toegekend.
Totstandkoming van het bestreden besluit
1. Bij de beoordeling van het hoger beroep zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.
1.1.
Appellante heeft voor het laatst gewerkt als medewerkster stomerij voor 21,02 uur per week. Op 24 september 2018 heeft zij zich vanuit een situatie van werkloosheid ziekgemeld met klachten als gevolg van haar zwangerschap. Nadat appellante een aanvraag om een
WIA-uitkering had ingediend, heeft onderzoek plaatsgevonden door een arts en een arbeidsdeskundige van het Uwv. De arts heeft vastgesteld dat appellante bij het verrichten van werkzaamheden beperkingen heeft en die beperkingen neergelegd in een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 13 maart 2021. Een arbeidsdeskundige heeft vastgesteld dat appellante niet meer geschikt is voor haar laatste werk. De arbeidsdeskundige heeft vervolgens voor appellante functies geselecteerd. Het Uwv heeft bij besluit van 25 maart 2021 geweigerd appellante met ingang van 6 januari 2021 een WIA-uitkering toe te kennen, omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt is.
1.2.
In de bezwaarfase hebben een verzekeringsarts bezwaar en beroep en een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep onderzoek gedaan en rapporten opgesteld. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft de FML op 10 januari 2022 aangepast en een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft opnieuw functies geselecteerd en op basis daarvan de mate van arbeidsongeschiktheid van appellante opnieuw berekend en vastgesteld. Het Uwv heeft op basis hiervan geen aanleiding gezien een ander standpunt in te nemen.
Uitspraak van de rechtbank
2. De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. In wat appellante in beroep heeft aangevoerd, heeft de rechtbank geen aanleiding gezien om te twijfelen aan het standpunt van de verzekeringsarts bezwaar en beroep over de beperkingen van appellante als gevolg van haar psychische klachten. Naar het oordeel van de rechtbank wordt in voldoende mate rekening gehouden met de klachten van appellante. De rechtbank heeft dit onder meer gebaseerd op de brief van de verpleegkundig specialist waarin staat dat een laagfrequent contact met de praktijkondersteuner huisartsenzorg GGZ vooralsnog voldoende lijkt. Appellante heeft verder geen nadere medische informatie ingebracht waaruit blijkt dat haar psychische klachten meer of andere behandeling vergen. Verder heeft de rechtbank geoordeeld dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende heeft gemotiveerd waarom geen aanleiding bestaat om op grond van de standaard Duurbelastbaarheid in Arbeid een urenbeperking aan te nemen. Wel acht de verzekeringsarts bezwaar en beroep nachtdiensten ongewenst en dit is toegevoegd aan de FML. Dit heeft de rechtbank niet onjuist geacht. Daarbij heeft de rechtbank er ook nog op gewezen dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep in zijn beoordeling heeft meegewogen dat appellante overdag geen duidelijk verhoogde recuperatiebehoefte heeft. Uitgaande van de juistheid van de FML van 10 januari 2022, is de rechtbank niet gebleken dat appellante de werkzaamheden die horen bij de door de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep geduide functies niet zou kunnen verrichten. Daarbij is ook van belang dat de arbeidsdeskundige per geduide functie bij eventuele signaleringen en mogelijke overschrijdingen heeft toegelicht waarom de medische belastbaarheid van appellante in die functie niet wordt overschreden.
Het hoger beroep van appellante
3. Appellante is het met die uitspraak van de rechtbank niet eens. Appellante heeft onder verwijzing naar de in beroep aangevoerde gronden, aangevoerd dat zij zwaarder beperkt is dan door het Uwv aangenomen. Er is sprake van meer beperkingen waaronder beperkingen voor productiepieken en deadlines en een urenbeperking als gevolg van migraine, depressie, vermoeidheid en slaapproblematiek. Ter onderbouwing van deze stelling heeft appellante verwezen naar in bezwaar overgelegde informatie van haar huisarts. Appellante heeft de Raad verzocht om een deskundige te benoemen. Zij heeft daarnaast aangevoerd dat de geselecteerde functies niet geschikt zijn.
Het oordeel van de Raad
4.1.
De Raad beoordeelt of de rechtbank terecht het besluit om de WIA-uitkering te weigeren in stand heeft gelaten. Hij doet dat aan de hand van de argumenten die appellante in hoger beroep heeft aangevoerd, de beroepsgronden. De Raad komt tot het oordeel dat het hoger beroep niet slaagt. Hierna legt de Raad uit hoe hij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4.2.
De wettelijke regels die voor de beoordeling van het hoger beroep belangrijk zijn, zijn te vinden in de bijlage bij deze uitspraak. De bijlage maakt deel uit van de uitspraak.
4.3.
Op grond van artikel 5 van de Wet WIA bestaat recht op een WIA-uitkering als een betrokkene ten minste 35% arbeidsongeschikt is. De mate van arbeidsongeschiktheid wordt berekend door het loon dat een betrokkene in zijn laatste werk nog had kunnen verdienen, te vergelijken met het loon dat hij kan verdienen in passende functies. Deze beoordeling is gebaseerd op een verzekeringsgeneeskundig en een arbeidskundig onderzoek. Beide aspecten worden hieronder besproken.
Medische beoordeling
4.4.
Appellante heeft in hoger beroep de gronden herhaald die ook al in beroep zijn aangevoerd en door de rechtbank zijn besproken. Het oordeel van de rechtbank dat er geen twijfel bestaat over de juistheid van de medische beperkingen, zoals neergelegd in de FML van 10 januari 2022, wordt onderschreven. Wat appellante in hoger beroep, onder verwijzing naar de door haar in bezwaar overgelegde informatie, heeft aangevoerd, tast het oordeel van de rechtbank niet aan. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in de rapporten van 10 januari 2022 en 30 juni 2022, mede onder verwijzing naar de stukken van de behandelaars van appellante, inzichtelijk gemotiveerd dat de beperkingen, zoals vastgelegd in de FML, tegemoetkomen aan de beperkingen die voor appellante op grond van objectief onderzoek kunnen worden gesteld. Appellante heeft ook in hoger beroep haar standpunt, dat het Uwv haar medische beperkingen heeft onderschat, niet met medische gegevens onderbouwd. Omdat geen twijfel bestaat over de juistheid van de medische grondslag van het bestreden besluit, wordt geen aanleiding gezien voor het raadplegen van een deskundige.
Arbeidskundige beoordeling
4.5.
Uitgaande van de juistheid van de FML van 10 januari 2022 wordt de rechtbank ook gevolgd in haar oordeel dat de functies die door de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep aan de schatting ten grondslag zijn gelegd geschikt zijn voor appellante. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft in zijn rapport van 10 januari 2022 inzichtelijk en overtuigend gemotiveerd dat de belasting in de voor appellante geselecteerde functies, ook in het licht van de daarbij vermelde signaleringen, de belastbaarheid van appellante niet overschrijdt.
Conclusie en gevolgen
5. Het hoger beroep slaagt niet. De aangevallen uitspraak wordt bevestigd. Dit betekent dat de weigering appellante een WIA-uitkering toe te kennen in stand blijft.
6. Appellante krijgt daarom geen vergoeding voor haar proceskosten. Zij krijgt ook het betaalde griffierecht niet terug.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak .
Deze uitspraak is gedaan door F.M. Rijnbeek, in tegenwoordigheid van E.X.R. Yi als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 28 juni 2023.
(getekend) F.M. Rijnbeek
(getekend) E.X.R. Yi

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wettelijke regels

Artikel 5 van de Wet WIA
Gedeeltelijk arbeidsgeschikt is hij die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling slechts in staat is met arbeid ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur, doch die niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is.
Artikel 6, eerste lid, van de Wet WIA
De beoordeling of iemand volledig en duurzaam arbeidsongeschikt of gedeeltelijk arbeidsgeschikt is, wordt gebaseerd op een verzekeringsgeneeskundig en een arbeidskundig onderzoek.