ECLI:NL:CRVB:2023:1208
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de arbeidsongeschiktheid van appellant in het kader van de Wet WIA
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 28 juni 2023 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Holland. Appellant, die zich op 16 november 2015 ziek meldde, heeft een aanvraag ingediend op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). Het Uwv heeft in eerdere besluiten vastgesteld dat appellant niet volledig arbeidsongeschikt is, met een mate van arbeidsongeschiktheid van 49,09% per 13 mei 2020. Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen deze besluiten, waarbij hij stelde dat zijn beperkingen niet correct zijn vastgesteld, met name wat betreft zijn psychische klachten en schouderklachten.
De rechtbank heeft het beroep van appellant ongegrond verklaard, waarbij zij oordeelde dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat er geen reden was om te twijfelen aan de conclusies van de verzekeringsarts. In hoger beroep heeft appellant zijn eerdere argumenten herhaald, maar de Raad heeft geoordeeld dat de rechtbank de gronden van appellant voldoende heeft besproken en dat het Uwv de mate van arbeidsongeschiktheid terecht heeft vastgesteld. De Raad heeft de aangevallen uitspraak bevestigd en geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.