ECLI:NL:CRVB:2023:12

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
6 januari 2023
Publicatiedatum
6 januari 2023
Zaaknummer
20 / 146 WLZ
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van verzet wegens gebrek aan toestemming van bewindvoerder

Op 6 januari 2023 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in een zaak waarin het verzet van appellant niet-ontvankelijk werd verklaard. De appellant, vertegenwoordigd door zijn bewindvoerder, had geen toestemming gekregen om in hoger beroep te gaan. Dit gebrek aan toestemming leidde tot de conclusie dat ook het verzet, zoals bedoeld in artikel 8:55, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), niet ontvankelijk was. De Raad had eerder op 27 juli 2022 het hoger beroep van appellant al niet-ontvankelijk verklaard om dezelfde reden.

Tijdens de zitting op 2 december 2022 was appellant aanwezig, maar het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) was niet verschenen. In zijn verzetschrift had appellant aangevoerd dat hij recht had op wachtgeld en dat de kosten voor zijn bewindvoerder vergoed moesten worden. Tevens uitte hij kritiek op de behandeling door GGZ Rivierduinen. De Raad oordeelde echter dat de argumenten van appellant geen aanleiding gaven om af te wijken van het eerdere oordeel.

De Raad benadrukte dat volgens artikel 8:21, eerste lid, van de Awb, natuurlijke personen die onbekwaam zijn om in rechte te staan, vertegenwoordigd worden door hun vertegenwoordiger naar burgerlijk recht. Aangezien de bewindvoerder van appellant geen toestemming had gegeven voor de procedure, was het verzet niet ontvankelijk. De Raad kwam daardoor niet toe aan de inhoudelijke behandeling van de zaak. Er was ook geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling in verzet. De uitspraak werd gedaan door J.C. Boeree, in aanwezigheid van griffier Y. Fatni.

Uitspraak

Datum uitspraak: 6 januari 2023
20/146 WLZ-V
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:55, zevende lid, en 8:108, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank
Den Haag van 10 december 2019, 18/6503 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ)

PROCESVERLOOP

Bij uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:54 en 8:108, eerste lid, van de Awb van
27 juli 2022 heeft de Raad het door appellant ingestelde hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak niet-ontvankelijk verklaard.
Appellant heeft verzet gedaan.
Het verzet is ter behandeling aan de orde gesteld ter zitting van 2 december 2022. Appellant is op de zitting verschenen. Het CIZ is niet verschenen.

OVERWEGINGEN

De Raad heeft in de uitspraak van 27 juli 2022 het beroep niet-ontvankelijk verklaard omdat appellant van zijn bewindvoerder geen toestemming heeft gekregen voor het voeren van de procedure in hoger beroep.
In het door appellant ingediende verzetschrift schrijft hij dat hij wachtgeld wil en dat de kosten voor zijn bewind worden vergoed. Ook vindt appellant dat de behandeling van GGZ Rivierduinen niet goed is.
Wat appellant aanvoert in verzet geeft de Raad geen aanleiding af te wijken van het oordeel in de uitspraak van 27 juli 2022.
Zoals vermeld in de eerste overweging van die uitspraak staat in artikel 8:21, eerste lid, van de Awb dat natuurlijke personen, onbekwaam om in rechte te staan, in het geding worden vertegenwoordigd door hun vertegenwoordiger naar burgerlijk recht.
De bewindvoerder van appellant heeft geen toestemming heeft gegeven voor het voeren van de procedure in hoger beroep. Daarom moet ook geconcludeerd worden dat er ook geen toestemming is gegeven voor het doen van verzet zoals bedoeld in artikel 8:55, eerste lid, van de Awb. Het verzet is erop gericht het voeren van een (inhoudelijke) hogerberoepsprocedure door appellant mogelijk te maken, terwijl daarvoor nu juist geen toestemming is. Daarom komt de Raad niet toe aan de inhoudelijke behandeling.
Dit betekent dat het verzet niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
Voor een proceskostenveroordeling in verzet is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het verzet niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door J.C. Boeree, in tegenwoordigheid van Y. Fatni als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 6 januari 2023.
(getekend) J.C. Boeree
(getekend) Y. Fatni