ECLI:NL:CRVB:2023:12
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van verzet wegens gebrek aan toestemming van bewindvoerder
Op 6 januari 2023 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in een zaak waarin het verzet van appellant niet-ontvankelijk werd verklaard. De appellant, vertegenwoordigd door zijn bewindvoerder, had geen toestemming gekregen om in hoger beroep te gaan. Dit gebrek aan toestemming leidde tot de conclusie dat ook het verzet, zoals bedoeld in artikel 8:55, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), niet ontvankelijk was. De Raad had eerder op 27 juli 2022 het hoger beroep van appellant al niet-ontvankelijk verklaard om dezelfde reden.
Tijdens de zitting op 2 december 2022 was appellant aanwezig, maar het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) was niet verschenen. In zijn verzetschrift had appellant aangevoerd dat hij recht had op wachtgeld en dat de kosten voor zijn bewindvoerder vergoed moesten worden. Tevens uitte hij kritiek op de behandeling door GGZ Rivierduinen. De Raad oordeelde echter dat de argumenten van appellant geen aanleiding gaven om af te wijken van het eerdere oordeel.
De Raad benadrukte dat volgens artikel 8:21, eerste lid, van de Awb, natuurlijke personen die onbekwaam zijn om in rechte te staan, vertegenwoordigd worden door hun vertegenwoordiger naar burgerlijk recht. Aangezien de bewindvoerder van appellant geen toestemming had gegeven voor de procedure, was het verzet niet ontvankelijk. De Raad kwam daardoor niet toe aan de inhoudelijke behandeling van de zaak. Er was ook geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling in verzet. De uitspraak werd gedaan door J.C. Boeree, in aanwezigheid van griffier Y. Fatni.