Uitspraak
OVERWEGINGEN
Samenvatting
De standpunten van partijen
Het oordeel van de voorzieningenrechter
- bevestigt de aangevallen uitspraak;
- wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Centrale Raad van Beroep
In deze uitspraak van de Centrale Raad van Beroep op 12 juni 2023, wordt de niet-ontvankelijkheid van het bezwaar van verzoeker tegen de uitkeringsspecificatie van mei 2021 beoordeeld. Verzoeker had bezwaar gemaakt tegen de inhouding van de bestuursrechtelijke premie op zijn bijstandsuitkering, maar het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam verklaarde dit bezwaar niet-ontvankelijk. De rechtbank Amsterdam had eerder het beroep van verzoeker ongegrond verklaard en het bestreden besluit in stand gelaten. Verzoeker stelde dat de inhouding van de premie al sinds 1998 plaatsvond en dat hij niet begrijpt hoe er een schuld aan de zorgverzekeraar kon zijn ontstaan. Hij voerde aan dat het college geen gevolg had gegeven aan eerdere uitspraken van de voorzieningenrechter die aangaven dat er een oplossing moest komen voor zijn situatie.
De voorzieningenrechter oordeelde dat de uitkeringsspecificatie van mei 2021 geen besluit is in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), omdat er geen nieuwe elementen in de salarisspecificatie naar voren kwamen ten opzichte van eerdere specificaties. Dit betekent dat er geen bezwaar kon worden gemaakt tegen deze specificatie. De voorzieningenrechter bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees het verzoek om een voorlopige voorziening af, omdat er geen aanleiding was om in te grijpen. De voorzieningenrechter benadrukte dat er in eerdere procedures al aandacht was gevraagd voor een oplossing van de langdurige situatie van verzoeker, maar dat er nog steeds onduidelijkheid bestond over de schuld aan de zorgverzekeraar. De voorzieningenrechter moedigde partijen aan om tot een oplossing te komen, maar concludeerde dat er geen reden was voor een voorlopige voorziening.