ECLI:NL:CRVB:2023:1165
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Verrekening van inkomsten uit arbeid met bijstandsuitkering en herziening van bijstand wegens schending van de inlichtingenverplichting
In deze zaak gaat het om de herziening en terugvordering van bijstand aan appellante, die haar inkomsten uit arbeid niet tijdig heeft gemeld aan het college van burgemeester en wethouders van Nissewaard. Appellante ontving bijstand ingevolge de Participatiewet (PW) en had daarnaast inkomsten uit een WW-uitkering en een weduwepensioen. Het college ontdekte via het inlichtingenbureau dat appellante vanaf 14 mei 2020 inkomsten uit arbeid had en verzocht haar om loonspecificaties. Appellante heeft echter niet tijdig alle benodigde informatie verstrekt, wat leidde tot een herziening van haar bijstandsrecht en een terugvordering van te veel ontvangen bijstand.
De rechtbank Rotterdam verklaarde het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond, waarbij werd geoordeeld dat appellante de inlichtingenverplichting had geschonden. De rechtbank oordeelde dat de regels over de beslagvrije voet niet van toepassing zijn wanneer het bestuursorgaan gebruik maakt van zijn verrekeningsbevoegdheid. Appellante was het niet eens met deze uitspraak en stelde dat het college onvoldoende rekening had gehouden met haar persoonlijke omstandigheden.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat appellante niet had aangetoond dat zij het college tijdig op de hoogte had gesteld van haar inkomsten. De Raad concludeerde dat de aangevallen uitspraak in stand blijft, wat betekent dat de verrekening van de inkomsten met de bijstand en de herziening en terugvordering van bijstand rechtmatig zijn. Appellante krijgt geen vergoeding voor haar proceskosten en het betaalde griffierecht wordt niet teruggegeven.