ECLI:NL:CRVB:2023:1160
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Verrekening van inkomsten met de bijstand in het kader van de Participatiewet
In deze uitspraak beoordeelt de Centrale Raad van Beroep een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Schiedam tot verrekening van de bijstand van appellant. Appellant ontvangt sinds 22 maart 2020 bijstand op grond van de Participatiewet (PW). In november 2020 ontving hij een vergoeding van € 982,05 in verband met de beëindiging van zijn dienstverband. Het college heeft op basis van deze vergoeding een bedrag van € 1.059,03 verrekend met de bijstand over de maanden februari en maart 2021. Appellant was het niet eens met deze verrekening en heeft hoger beroep ingesteld.
De rechtbank Rotterdam heeft het beroep van appellant tegen het bestreden besluit gegrond verklaard, maar de rechtsgevolgen van het besluit in stand gelaten. Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat het college hem een meer coulante betalingsregeling had moeten aanbieden, omdat hij door de verrekening in financiële problemen is geraakt. De Raad heeft echter geoordeeld dat het college bevoegd was om tot verrekening over te gaan zonder inachtneming van de beslagvrije voet, zoals bepaald in artikel 58, vierde lid, van de PW.
De Raad heeft vastgesteld dat appellant zijn stelling dat hij in financiële problemen is geraakt niet heeft onderbouwd. Hij heeft niet aangetoond welke gevolgen deze problemen voor hem hebben gehad en waarom het college de ontvangen middelen niet in redelijkheid kon verrekenen. Daarom heeft de Raad het hoger beroep afgewezen en de aangevallen uitspraak bevestigd. Appellant krijgt geen griffierecht terug en komt niet in aanmerking voor een vergoeding van proceskosten.