ECLI:NL:CRVB:2023:1159

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
13 juni 2023
Publicatiedatum
22 juni 2023
Zaaknummer
22 / 334 PW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van bijstand en de ingangsdatum zonder terugwerkende kracht

In deze zaak gaat het om de ingangsdatum van de bijstand die aan appellant is toegekend. Appellant heeft verzocht om bijstand met terugwerkende kracht tot 13 maart 2019, maar het college heeft dit verzoek afgewezen. De Centrale Raad van Beroep heeft geoordeeld dat appellant niet voldoende bijzondere omstandigheden heeft aangetoond die een terugwerkende kracht rechtvaardigen. De Raad heeft vastgesteld dat appellant zich op 16 december 2020 heeft gemeld voor bijstand en dat het college hem bijstand heeft toegekend met ingang van die datum. De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen het besluit van het college ongegrond verklaard, en de Raad heeft deze uitspraak bevestigd. Appellant heeft geen nieuwe argumenten of bewijs aangevoerd in hoger beroep, waardoor de Raad heeft besloten de zaak zonder zitting te behandelen. De conclusie is dat de ingangsdatum van de bijstand in stand blijft en dat appellant geen recht heeft op vergoeding van proceskosten of terugbetaling van griffierecht.

Uitspraak

22/334 PW
Datum uitspraak: 13 juni 2023
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 2 december 2021, 21/3706 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Amersfoort (college)

PROCESVERLOOP

Met een besluit van 24 februari 2021 heeft het college aan appellant bijstand toegekend met ingang van 16 december 2020. Dat was de datum waarop appellant zich heeft gemeld om bijstand aan te vragen. Het college heeft het verzoek om met terugwerkende kracht vanaf 13 maart 2019 bijstand toe te kennen afgewezen. Appellant heeft daartegen bezwaar gemaakt, maar het college is met een besluit van 19 juli 2021 bij de ingangsdatum gebleven.
Appellant heeft tegen dat besluit beroep ingesteld. De rechtbank heeft in de aangevallen uitspraak het beroep ongegrond verklaard.
Namens appellant heeft mr. N. Velthorst, advocaat, hoger beroep ingesteld. Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De Raad heeft partijen laten weten dat, als appellant geen nieuwe argumenten of nieuw bewijs kan of wil aanvoeren, hij een zitting niet nodig vindt. Omdat appellant geen nieuwe argumenten of bewijs heeft aangevoerd en partijen niet om een zitting hebben gevraagd, heeft de Raad de zaak niet behandeld op een zitting en het onderzoek gesloten.

OVERWEGINGEN

Samenvatting

Het gaat in deze zaak om de ingangsdatum van de aan appellant toegekende bijstand.
Volgens appellant zijn er bijzondere omstandigheden die toekenning van bijstand met terugwerkende kracht tot 13 maart 2019 rechtvaardigen. De Raad is van oordeel dat die omstandigheden niet zijn aangevoerd. Het college hoeft daarom niet met terugwerkende kracht bijstand toe te kennen.

Inleiding

1. Bij de beoordeling van het hoger beroep zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.
1.1.
Appellant heeft zich op 16 december 2020 bij het college gemeld voor het indienen van een aanvraag om bijstand en op 5 januari 2021 heeft hij een aanvraag ingediend. Hij heeft daarin om bijstand per 13 maart 2019 gevraagd. Bij besluit van 24 februari 2021 heeft het college appellant met ingang van 16 december 2020 bijstand toegekend naar de kostendelersnorm voor een driepersoonshuishouden en de aanvraag per 13 maart 2019 afgewezen.
1.2.
Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen het toekenningsbesluit, voor zover het college daarbij de ingangsdatum heeft bepaald op 16 december 2020 en niet op 13 maart 2019. Het college heeft het bezwaar bij besluit van 19 juli 2021 (bestreden besluit) ongegrond verklaard.
Uitspraak van de rechtbank
2. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard en daarmee het bestreden besluit in stand gelaten.
Het standpunt van appellant
3. Appellant is het met de uitspraak van de rechtbank niet eens. Appellant heeft tegen die uitspraak aangevoerd dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat er geen sprake is van bijzondere omstandigheden om bijstand met terugwerkende kracht toe te kennen. Appellant wil met ingang van 13 maart 2019 in aanmerking komen voor bijstand.

Het oordeel van de Raad

4. De Raad beoordeelt of de rechtbank terecht het besluit om bijstand toe te kennen met ingang van 16 december 2020 in stand heeft gelaten. Hij doet dat aan de hand van de argumenten die appellant in hoger beroep heeft aangevoerd, de beroepsgronden. De Raad komt tot het oordeel dat het hoger beroep niet slaagt. Hierna legt de Raad uit hoe hij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4.1.
De wettelijke regel die voor de beoordeling van het hoger beroep belangrijk is, is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
4.2.
Indien door het college is vastgesteld dat recht op bijstand bestaat, wordt de bijstand toegekend vanaf de dag waarop dit recht is ontstaan, voor zover deze dag niet ligt voor de dag waarop de belanghebbende zich heeft gemeld om bijstand aan te vragen.
4.3.
In beginsel wordt geen bijstand verleend over een periode voorafgaand aan de datum waarop de betrokkene zich heeft gemeld om bijstand aan te vragen of – in voorkomende gevallen – een aanvraag om bijstand heeft ingediend. Van dit uitgangspunt kan worden afgeweken indien bijzondere omstandigheden dat rechtvaardigen. Dit is vaste rechtspraak. [1] Het is aan appellant om de bijzondere omstandigheden aannemelijk te maken.
4.4.
Appellant heeft in hoger beroep alleen aangevoerd dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat er in zijn geval geen sprake is van bijzondere omstandigheden die toekenning van bijstand met terugwerkende kracht rechtvaardigen. Hij heeft zijn standpunt echter, net als in beroep, niet onderbouwd. De enkele stelling dat sprake is van bijzondere omstandigheden is onvoldoende om bijstand met terugwerkende kracht toe te kennen. Hij heeft dus niet aannemelijk gemaakt dat sprake is van bijzondere omstandigheden.

Conclusie en gevolgen

4.5.
Het hoger beroep slaagt niet. De aangevallen uitspraak wordt bevestigd. Dit betekent dat de ingangsdatum van de bijstand in stand blijft.
5. Appellant krijgt daarom geen vergoeding voor zijn proceskosten. Hij krijgt ook het betaalde griffierecht niet terug.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door P.W. van Straalen, in tegenwoordigheid van M. Zwart als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 13 juni 2023.
(getekend) P.W. van Straalen
(getekend) M. Zwart

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wettelijke regels

Artikel 44, eerste lid, van de PW
Indien door het college is vastgesteld dat recht op bijstand bestaat, wordt de bijstand toegekend vanaf de dag waarop dit recht is ontstaan, voor zover deze dag niet ligt voor de dag waarop de belanghebbende zich heeft gemeld om bijstand aan te vragen.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 8 maart 2005, ECLI:NL:CRVB:2005:AT0209.