ECLI:NL:CRVB:2023:1151
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van verzet tegen niet-ontvankelijkverklaring hoger beroep wegens termijnoverschrijding
Op 15 juni 2023 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in een hoger beroep dat was ingesteld door appellante tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Gelderland. De rechtbank had op 20 april 2022 in zaak 20/4254 het hoger beroep van appellante niet-ontvankelijk verklaard omdat het te laat was ingediend. Appellante heeft vervolgens verzet aangetekend tegen deze niet-ontvankelijkverklaring, maar ook dit verzetschrift bleek te laat te zijn ingediend. De laatste dag om verzet in te dienen was 4 januari 2023, terwijl het verzetschrift gedateerd was op 10 januari 2023 en pas op 12 januari 2023 was ontvangen. De gemachtigde van appellante heeft niet gereageerd op de vraag waarom het verzetschrift te laat is ingediend.
De Centrale Raad van Beroep overweegt dat, hoewel de zaak voor appellante van groot belang is, de wettelijke termijnen voor iedereen gelden. De wet vereist dat verzet binnen zes weken na de uitspraak moet worden ingediend. In dit geval was er geen verschoonbare reden voor de termijnoverschrijding, en daarom kon het verzet niet inhoudelijk worden behandeld. De Raad benadrukt dat persoonlijke omstandigheden van appellante, hoe schrijnend ook, niet kunnen leiden tot een uitzondering op de wettelijke termijnen. De Raad heeft besloten het verzet niet-ontvankelijk te verklaren en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is gedaan door de enkelvoudige kamer van de Centrale Raad van Beroep, met J.C. Boeree als voorzitter en O.N. Haafkes als griffier. Op de zitting is niemand verschenen, en de beslissing is vastgelegd in een proces-verbaal.