ECLI:NL:CRVB:2023:1124
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van ZW-uitkering na eerstejaars ZW-beoordeling op basis van verdiencapaciteit
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 22 juni 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van de Ziektewet (ZW)-uitkering van appellante. Appellante, die als productiemedewerker werkte, had zich op 30 mei 2018 ziekgemeld en ontving vanaf 1 juni 2018 een ZW-uitkering. Na een eerstejaars ZW-beoordeling op 7 mei 2019, waarbij een verzekeringsarts haar belastbaarheid vaststelde, concludeerde het Uwv dat appellante in staat was om meer dan 65% van haar maatmaninkomen te verdienen. Dit leidde tot de beëindiging van haar uitkering per 30 juni 2019.
Appellante heeft bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, maar het Uwv verklaarde dit bezwaar ongegrond. De rechtbank Rotterdam bevestigde deze beslissing in een eerdere uitspraak. In hoger beroep herhaalde appellante haar standpunt dat onvoldoende rekening was gehouden met haar beperkingen, met name haar psychische klachten en de klachten aan haar hand, nek en rug. De Raad oordeelde echter dat het Uwv voldoende had gemotiveerd dat de geselecteerde functies medisch geschikt waren voor appellante en dat de verzekeringsartsen zorgvuldig te werk waren gegaan.
De Raad concludeerde dat de beëindiging van de ZW-uitkering per 30 juni 2019 terecht was en bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank. De Raad oordeelde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten.