ECLI:NL:CRVB:2023:1077

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
30 mei 2023
Publicatiedatum
13 juni 2023
Zaaknummer
22/894 PW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens termijnoverschrijding en adreswijziging

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 30 mei 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant. De rechtbank had het beroep van appellante niet-ontvankelijk verklaard omdat het te laat was ingediend. Appellante had in 2019 een aanvraag om bijstand ingediend, die door het college van burgemeester en wethouders van 's-Hertogenbosch was afgewezen. Na bezwaar bleef het college bij de afwijzing. De rechtbank oordeelde dat het beroep te laat was ingediend, omdat het bestreden besluit op 4 december 2020 was verzonden naar het postbusadres van de toenmalige gemachtigde van appellante, en dat er geen geldige reden was om aan te nemen dat dit adres niet meer in gebruik was. Appellante stelde dat het college ook naar haar kantooradres had moeten verzenden, maar de Raad oordeelde dat het college erop mocht vertrouwen dat het postbusadres nog in gebruik was. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep van appellante niet-ontvankelijk. Hierdoor blijft de afwijzing van de aanvraag in stand en krijgt appellante geen vergoeding voor proceskosten of terugbetaling van griffierecht.

Uitspraak

22/894 PW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van 11 februari 2022, 21/1893 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
het college van burgemeester en wethouders van 's-Hertogenbosch (college)
Datum uitspraak: 30 mei 2023

PROCESVERLOOP

Met een besluit van 14 november 2019 heeft het college een aanvraag van bijstand van appellante afgewezen. Appellante heeft daartegen bezwaar gemaakt maar het college is met een besluit van 4 december 2020 (bestreden besluit) bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
Appellante heeft tegen dat besluit beroep ingesteld. De rechtbank heeft in de aangevallen uitspraak het beroep niet-ontvankelijk verklaard.
Namens appellante heeft mr. K.T. Ghaffari, advocaat, hoger beroep ingesteld.
De Raad heeft partijen laten weten dat hij een zitting niet nodig vindt en gevraagd of zij het daarmee eens zijn. Omdat partijen daarna niet om een zitting hebben gevraagd, heeft de Raad de zaak niet behandeld op een zitting en het onderzoek gesloten.

OVERWEGINGEN

Samenvatting

In deze zaak gaat het om de vraag of de rechtbank terecht het beroep van appellante nietontvankelijk heeft verklaard. De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep te laat is ingediend zonder dat daarvoor een geldige reden bestaat. Volgens de rechtbank was er geen aanleiding voor het college om ervan uit te gaan dat het doorgegeven correspondentieadres niet meer in gebruik was. Appellante meent dat het college het bestreden besluit naast het postbusadres ook naar het kantooradres van haar voormalige gemachtigde had moeten sturen. De Raad komt tot het oordeel dat de rechtbank terecht het beroep van appellante niet-ontvankelijk heeft verklaard.

Inleiding

1. Bij de beoordeling van het hoger beroep zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.
1.1.
Appellante heeft eerder tot 14 december 2017 bijstand ontvangen, laatstelijk op grond van de Participatiewet (PW). Latere aanvragen om bijstand van 31 juli 2018, 10 oktober 2018 en 15 april 2019 zijn afgewezen. Met betrekking tot de eerste twee aanvragen heeft de Raad uitspraak gedaan op 28 juni 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:1454. De afwijzingen zijn daarbij gehandhaafd.
1.2.
Appellante heeft op 12 september 2019 een nieuwe aanvraag om bijstand ingediend. In het kader van deze aanvraag is appellante meerdere malen verzocht om aan te tonen welke gewijzigde omstandigheden er zijn die er toe moeten leiden dat appellante nu wel recht heeft op bijstand. Appellante heeft verschillende stukken ingeleverd.
1.3.
Bij besluit van 14 november 2019, gehandhaafd na bezwaar bij besluit van 4 december 2020 (bestreden besluit) heeft het college de aanvraag van appellante van 12 september 2019 afgewezen. Aan deze afwijzing ligt ten grondslag dat appellante geen relevante gewijzigde omstandigheden ten opzichte van de eerdere afwijzingen heeft aangetoond.
Uitspraak van de rechtbank
2. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit niet-ontvankelijk verklaard en daarmee het bestreden besluit in stand gelaten. De rechtbank heeft overwogen dat niet in geschil is dat het bestreden besluit op 4 december 2020 is verzonden naar de door de toenmalige gemachtigde van appellante op het bezwaarschrift vermelde postbusadres. Het college mocht erop vertrouwen dat dit postbusadres nog in gebruik was ten tijde van het verzenden van het bestreden besluit. Daartoe is van belang dat de toenmalige gemachtigde van appellante na het indienen van het bezwaarschrift het college niet op de hoogte heeft gebracht van een wijziging in zijn correspondentieadres. Het ligt niet op de weg van het college om te onderzoeken of een opgegeven adres nog actueel is. Daarnaast zijn er ook geen aanknopingspunten voor het oordeel dat het college op de hoogte was of had moeten zijn dat het postbusnummer niet meer in gebruik zou zijn. Hoewel de ontvangstbevestiging van het bezwaarschrift eerder retour was gekomen nadat het aan het postbusadres was gestuurd kunnen hier andere oorzaken voor zijn. Bovendien is niet gebleken dat het bestreden besluit ook retour is gekomen. De termijn voor het instellen van beroep is daarom op 15 januari 2021 geëindigd. Met het indienen van beroep op 5 augustus 2021 heeft appellante deze termijn overschreden. Deze overschrijding is niet verschoonbaar.
Het standpunt van appellante
3. Appellante is het met die uitspraak van de rechtbank niet eens. Appellante heeft tegen die uitspraak aangevoerd dat het college er niet op mocht vertrouwen dat het postbusadres van de toenmalige gemachtigde nog in gebruik was ten tijde van het verzenden van het bestreden besluit. De ontvangstbevestiging van het bezwaarschrift was retour gekomen nadat het naar het postbusadres was gestuurd. Nadat de ontvangstbevestiging naar het kantooradres van de toenmalige gemachtigde is gestuurd was het college op de hoogte van het feit dat de toenmalige gemachtigde naast het postbusadres ook een kantooradres had en op dit adres post ontving. Het college had ervoor kunnen kiezen om het bestreden besluit voor de zekerheid ook te verzenden aan het kantooradres van de toenmalige gemachtigde. Het besluit is daarmee niet op de voorgeschreven wijze bekend gemaakt en appellante heeft binnen een redelijke termijn van twee weken na het bekendraken met het bestreden besluit beroep ingesteld.

Het oordeel van de Raad

4. De Raad beoordeelt of de rechtbank terecht het beroep niet-ontvankelijk heeft verklaard. Hij doet dat aan de hand van de argumenten die appellante in hoger beroep heeft aangevoerd, de beroepsgronden. De Raad komt tot het oordeel dat het hoger beroep niet slaagt. Hierna legt de Raad uit hoe hij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4.1.
De gronden die appellante in hoger beroep heeft aangevoerd zijn een herhaling van wat zij in beroep heeft aangevoerd. De rechtbank is gemotiveerd op die gronden ingegaan. Appellante heeft geen redenen aangevoerd waarom de gemotiveerde weerlegging van die gronden in de aangevallen uitspraak onjuist dan wel onvolledig zou zijn. De Raad kan zich geheel vinden in het oordeel van de rechtbank en in de overwegingen, zoals onder 2 weergegeven, waarop dat oordeel rust.
4.2.
Hij voegt daaraan nog het volgende toe. Dat het college de ontvangstbevestiging van het bezwaarschrift retour heeft gekregen nadat deze aan het postbusadres van de toenmalige gemachtigde is gestuurd maakt niet dat het bestreden besluit niet op voorgeschreven wijze bekend is gemaakt door het te verzenden naar dit postbusadres. Het retour komen van deze aangetekende brief betekent niet zonder meer dat dit postbusadres niet langer in gebruik is. Aangetekende brieven kunnen ook om andere redenen dan onjuiste adressering retour komen. Daarnaast heeft de toenmalige gemachtigde ook na de ontvangst van de ontvangstbevestiging op zijn kantooradres geen correspondentieadreswijziging doorgegeven terwijl op deze brief wel is genoteerd dat deze brief eerder retour is gekomen bij verzending aan het postbusadres.

Conclusie en gevolgen

4.3.
Het hoger beroep slaagt dus niet. De aangevallen uitspraak wordt bevestigd. Dit betekent dat de niet-ontvankelijkverklaring van het beroep in stand blijft. Hierdoor blijft de afwijzing van de aanvraag in stand.
5. Appellante krijgt daarom geen vergoeding voor haar proceskosten. Zij krijgt ook het betaalde griffierecht niet terug.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door O.L.H.W.I. Korte, in tegenwoordigheid van M.V. Kamphuis als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 30 mei 2023.
(getekend) O.L.H.W.I. Korte
(getekend) M.V. Kamphuis