ECLI:NL:CRVB:2023:1070

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
6 juni 2023
Publicatiedatum
9 juni 2023
Zaaknummer
20/4032 ZW-W4
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing op verzoek om wraking in hoger beroep tegen de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen

In deze zaak heeft verzoeker hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Overijssel van 5 november 2020. Verzoeker heeft herhaaldelijk verzoeken tot wraking ingediend tegen de behandelend rechter, S.B. Smit-Colenbrander. Het eerste verzoek om wraking werd afgewezen op 29 augustus 2022. Na een uitspraak op 22 maart 2023 heeft verzoeker opnieuw om wraking verzocht op 25 maart 2023, wat buiten behandeling werd gesteld op 12 april 2023. Op 19 mei 2023 diende verzoeker wederom een verzoek om wraking in. De Centrale Raad van Beroep heeft geoordeeld dat dit verzoek niet in behandeling wordt genomen, omdat het is ingediend na de openbaarmaking van de einduitspraak. De Raad concludeert dat de wijze waarop verzoeker het wrakingsmiddel inzet, wijst op misbruik. Daarom is besloten dat een volgend verzoek om wraking in deze zaak ook niet in behandeling zal worden genomen. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

20.4032 ZW-W4

Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Beslissing op het verzoek om wraking gedaan door
[verzoeker] te [woonplaats] (verzoeker)
Datum beslissing: 6 juni 2023
PROCESVERLOOP
Verzoeker heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel van 5 november 2020, 19/1785, in het geding tussen verzoeker en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen.
Op 19 juni 2022 heeft verzoeker verzocht om wraking van S.B. Smit-Colenbrander (behandelend rechter). Bij beslissing van 29 augustus 2022 is dat verzoek afgewezen.
Bij uitspraak van 22 maart 2023 heeft de behandelend rechter als lid van de enkelvoudige kamer op het hoger beroep beslist.
Op 25 maart 2023 heeft verzoeker verzocht om wraking van de behandelend rechter. Bij beslissing van 12 april 2023 is dat verzoek buiten behandeling gesteld.
Op 19 mei 2023 heeft verzoeker andermaal verzocht om wraking van de behandelend rechter.

OVERWEGINGEN

1.1.
Artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaalt dat op verzoek van een partij elk van de rechters die een zaak behandelen, kan worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
1.2.
Artikel 8:18, vierde lid, eerste volzin, van de Awb bepaalt dat de bestuursrechter in geval van misbruik kan bepalen dat een volgend verzoek niet in behandeling wordt genomen.
1.3.
De artikelen 8:15 en 8:18 van de Awb zijn op grond van artikel 8:108, eerste lid, van de Awb op het hoger beroep van overeenkomstige toepassing.
1.4.
Artikel 3, vierde lid, aanhef en onder b, van de Wrakings- en verschoningsregeling bestuursrechterlijke colleges 2022 bepaalt dat de wrakingskamer zonder daartoe een zitting te houden kan beslissen een verzoek om wraking niet in behandeling te nemen indien het is gedaan nadat in de hoofdzaak de einduitspraak openbaar is gemaakt.
2. In het voorliggende geval is bij uitspraak van 22 maart 2023 op het hoger beroep beslist en is het verzoek ingediend op 19 mei 2023. Ook dit (herhaalde) verzoek is gedaan nadat de uitspraak openbaar is gemaakt. Daarom zal ook dit verzoek niet in behandeling worden genomen. De Raad verwijst volledigheidshalve naar zijn beslissing van 12 april 2023.
3. De wijze waarop verzoeker het wrakingsmiddel inzet, wijst erop dat hij van dat middel misbruik maakt. De Raad ziet daarin aanleiding te bepalen dat een volgend verzoek om wraking in deze zaak niet in behandeling zal worden genomen. Nieuwe verzoeken in deze zaak zullen zonder nadere toelichting aan verzoeker worden teruggezonden.
4. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
- bepaalt dat het verzoek om wraking niet in behandeling wordt genomen;
- bepaalt dat een volgend verzoek om wraking in deze zaak niet in behandeling zal worden genomen.
Deze beslissing is gegeven door E.J.M. Heijs als voorzitter en K.P.M. Jacobs en E.C.E. Marechal als leden, in tegenwoordigheid van K.M. Geerman als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 6 juni 2023.
(getekend) E.J.M. Heijs
(getekend) K.M. Geerman