ECLI:NL:CRVB:2023:107
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake WIA-uitkering en arbeidsongeschiktheid van appellant na ernstig auto-ongeval
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) met betrekking tot zijn WIA-uitkering. Appellant, die na een ernstig auto-ongeval in 2010 arbeidsongeschikt is geraakt, heeft in 2013 een loongerelateerde WGA-uitkering ontvangen, maar zijn arbeidsongeschiktheid is in de loop der jaren herbeoordeeld. In 2016 werd zijn arbeidsongeschiktheid vastgesteld op 66,23%, maar na een verzoek om herbeoordeling in 2019, werd dit percentage vastgesteld op 76,45%. Appellant is van mening dat zijn medische beperkingen zijn onderschat en dat hij volledig arbeidsongeschikt is. De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard, maar in hoger beroep heeft de Centrale Raad van Beroep geoordeeld dat het Uwv onvoldoende heeft gemotiveerd waarom appellant geschikt zou zijn voor de functies die aan de schatting ten grondslag liggen. De Raad heeft de aangevallen uitspraak vernietigd en bepaald dat appellant met ingang van 1 september 2019 in aanmerking komt voor een WGA-vervolguitkering, berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%. Tevens is het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellant.