ECLI:NL:CRVB:2023:106
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van WIA-uitkering na zorgvuldige medische beoordeling en arbeidsongeschiktheidsevaluatie
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 12 januari 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Limburg. Appellante, die zich ziek had gemeld met lichamelijke en psychische klachten, had een aanvraag ingediend voor een WIA-uitkering. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) weigerde deze uitkering, omdat appellante minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. De rechtbank had het beroep van appellante tegen deze beslissing ongegrond verklaard, waarbij werd geoordeeld dat het medisch onderzoek door het Uwv zorgvuldig was uitgevoerd.
Appellante voerde in hoger beroep aan dat haar klachten waren toegenomen en dat er een nader onderzoek door de verzekeringsarts nodig was. Ze stelde dat haar chronische darmproblemen en schouderklachten niet adequaat waren beoordeeld. De Raad oordeelde echter dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende had gemotiveerd waarom een medisch spreekuur niet nodig was en dat de eerdere beoordelingen van de belastbaarheid van appellante correct waren. De Raad onderschreef de overwegingen van de rechtbank en concludeerde dat het Uwv terecht had vastgesteld dat appellante niet voldeed aan de criteria voor een WIA-uitkering.
De Raad bevestigde de aangevallen uitspraak en oordeelde dat het Uwv in de proceskosten van appellante moest worden veroordeeld. De totale kosten van rechtsbijstand werden begroot op € 4.542,-, en het Uwv werd ook verplicht om het griffierecht van € 185,- te vergoeden. De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldige medische en arbeidskundige beoordelingen in het kader van arbeidsongeschiktheid.