In deze zaak gaat het om de beëindiging van de WIA-uitkering van appellante door het Uwv per 20 januari 2019, omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt zou zijn. Appellante betwist deze beslissing en stelt dat zij meer beperkingen heeft dan het Uwv heeft aangenomen. De Centrale Raad van Beroep heeft in hoger beroep de zaak beoordeeld, waarbij de deskundige I.A.K. Snels is ingeschakeld om de medische situatie van appellante te onderzoeken. De deskundige concludeerde dat appellante inderdaad enkele beperkingen heeft, maar dat deze niet zodanig zijn dat zij niet in staat zou zijn om de door het Uwv geselecteerde functies te vervullen. De Raad oordeelt dat het Uwv de WIA-uitkering terecht heeft beëindigd en dat de rechtbank de eerdere uitspraak terecht in stand heeft gelaten. De Raad heeft ook geoordeeld dat appellante niet is benadeeld door de procedurele tekortkomingen in het besluit van het Uwv, en heeft het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De proceskosten van appellante worden wel vergoed, evenals het griffierecht.