In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 6 juni 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De appellant, die dakloos is, had hoger beroep ingesteld tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam, dat zijn bijstandsuitkering had herzien op basis van de kostendelersnorm. Het college had in een eerdere beslissing op bezwaar van 4 juli 2022 volledig tegemoetgekomen aan de appellant, waardoor de herziening van de bijstandsuitkering en de terugvordering van een bedrag van € 11.621,48 ongedaan waren gemaakt. De Raad oordeelde dat de appellant geen procesbelang meer had, omdat hij met het hoger beroep geen resultaat meer kon bereiken dat voor hem feitelijk van betekenis was. De Raad kon geen inhoudelijk oordeel geven over de inhoudingen op de huidige uitkering van de appellant, omdat dit niet onderdeel uitmaakte van het bestreden besluit. De Raad heeft de appellant wel geadviseerd om bij het college te informeren naar de rechtmatigheid van de inhoudingen op zijn uitkering. De uitspraak eindigde met de beslissing dat het hoger beroep niet-ontvankelijk werd verklaard, maar dat de appellant recht had op een vergoeding van zijn proceskosten en het griffierecht.