In deze zaak gaat het om de blokkering van de betaling van bijstand, de opschorting van het recht op bijstand en de afwijzing van een aanvraag om bijzondere bijstand. De Centrale Raad van Beroep heeft op 30 mei 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de eerdere uitspraak van de rechtbank Limburg. De appellant, die sinds 26 februari 2012 bijstand ontving, werd geconfronteerd met een blokkering van zijn bijstandsbetaling door het college van burgemeester en wethouders van Heerlen, na de ontdekking van een hennepkwekerij in zijn woning. De politie had vastgesteld dat er al een oogst had plaatsgevonden en dat de kwekerij was opgebouwd voordat de appellant naar Marokko vertrok op 3 mei 2019. De appellant ontkende op de hoogte te zijn geweest van de kwekerij, maar deze verklaring werd door de Raad als niet geloofwaardig beschouwd.
Het college had de bijstandsbetaling geblokkeerd, het recht op bijstand opgeschort en een aanvraag om bijzondere bijstand afgewezen, omdat de appellant niet alle gevraagde informatie had verstrekt. De Raad oordeelde dat het college bevoegd was om deze maatregelen te nemen, gezien de omstandigheden en het gebrek aan medewerking van de appellant. De rechtbank had de beroepen van de appellant tegen de besluiten van het college ongegrond verklaard, en de Raad bevestigde deze uitspraak. De appellant kreeg geen gelijk in zijn hoger beroep, en de blokkering van de bijstandsbetaling, de opschorting van het recht op bijstand en de afwijzing van de aanvraag om bijzondere bijstand blijven in stand.
De Raad concludeerde dat de appellant geen recht had op vergoeding van proceskosten en dat het betaalde griffierecht niet werd teruggegeven. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor bijstandsontvangers om volledige en tijdige informatie te verstrekken aan de autoriteiten, vooral in gevallen waar er vermoedens zijn van onrechtmatige activiteiten.