ECLI:NL:CRVB:2023:1013

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
24 mei 2023
Publicatiedatum
30 mei 2023
Zaaknummer
22 / 49 WLZ
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag voor zorg op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz) na zorgvuldig medisch onderzoek door het CIZ

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 24 mei 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De appellant, geboren in 1975, had op 22 januari 2020 een aanvraag ingediend voor zorg op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz). Het CIZ heeft deze aanvraag afgewezen, omdat niet kon worden vastgesteld dat de appellant 24 uur per dag zorg in de nabijheid nodig had. Dit besluit was gebaseerd op een zorgvuldig medisch onderzoek, inclusief een huisbezoek en medisch advies. De rechtbank heeft het beroep van de appellant tegen dit besluit ongegrond verklaard, wat de appellant in hoger beroep aanvecht.

De Raad heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in overweging genomen. De appellant heeft aangevoerd dat hij blijvend 24 uur per dag zorg in de nabijheid nodig heeft, maar de Raad oordeelt dat het CIZ terecht heeft vastgesteld dat de zorgbehoefte van de appellant voornamelijk kan worden ingevuld met planbare zorg. De Raad heeft geconcludeerd dat de appellant in staat is om, indien nodig, zelf hulp in te roepen en deze hulp zonder ernstig nadeel kan afwachten. De stelling van de appellant dat hij in paniek raakt als hij alleen wordt gelaten, is niet met medische gegevens onderbouwd.

De Raad bevestigt het oordeel van de rechtbank dat het onderzoek door het CIZ zorgvuldig is geweest en dat de appellant niet in aanmerking komt voor zorg op grond van de Wlz. Het hoger beroep van de appellant wordt afgewezen en de aangevallen uitspraak wordt bevestigd. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

22.49 WLZ

Datum uitspraak: 24 mei 2023
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 28 december 2021, 20/4730 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
het CIZ
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. N. Ҫiҫek, advocaat, hoger beroep ingesteld en nadere stukken ingediend.
Het CIZ heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 april 2023. Namens appellant is mr. N. Ҫiҫek verschenen. Het CIZ heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. L.M.R. Kater en mr. I.C.J.G. van Maris-Kindt.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1.
Appellant, geboren in 1975, heeft op 22 januari 2020 een aanvraag ingediend voor zorg op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz).
1.2.
Bij besluit van 2 april 2020, na bezwaar gehandhaafd bij besluit van 4 juni 2020 (bestreden besluit) heeft het CIZ deze aanvraag, onder verwijzing naar informatie verkregen bij een huisbezoek van 6 februari 2020 en een medisch advies van 30 maart 2020, afgewezen. Volgens het CIZ is medisch niet te objectiveren dat appellant 24 uur per dag zorg in de nabijheid nodig heeft. Appellant is wat betreft de algemene dagelijkse levensverrichtingen (adl) redelijk zelfstandig en daar waar hulp nodig is, is sprake van planbare en oproepbare zorg. Appellant kan hulp inroepen en hulp afwachten zonder risico te lopen. Verder is behandeling nog mogelijk, zodat de blijvendheid van de zorgbehoefte van appellant volgens het CIZ nog niet vaststaat. Gezien het voorgaande voldoet appellant niet aan de toegangscriteria van artikel 3.2.1 van de Wlz en heeft hij geen recht op zorg op grond van de Wlz. Appellant heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit
.
1.3.
Het CIZ heeft tijdens de beroepsprocedure een aanvullend medisch advies van 26 februari 2021 van medisch adviseur L. Cornelissen-Houben overgelegd
.In dit advies is – samengevat – de volgende conclusie opgenomen. Appellant ervaart chronische beperkingen in zijn functioneren als gevolg van psychiatrische problematiek en als gevolg van aandoeningen van de interne organen. De grondslagen psychische stoornis en somatiek zijn aan de orde. De somatische klachten leiden niet tot een 24 uurs-zorgbehoefte. De actuele zorgbehoefte wordt overwegend bepaald door de beperkingen voortkomend uit de grondslag psychische stoornis. Niet ter discussie staat dat appellant blijvend is aangewezen op (enige mate van) begeleiding bij het verplaatsen buitenshuis en enige mate van verzorging en begeleiding in huis, zoals de psychiater ook aangeeft. Echter, een medische noodzaak voor 24 uur per dag zorg in de nabijheid is niet vast te stellen op basis van de beschikbare gegevens. De zorgbehoefte is overwegend middels planbare zorg te compenseren. Daarnaast wordt aanvullende multidisciplinaire behandeling nog mogelijk geacht door de psychiater, waardoor afname van de verzorgings- en begeleidingsbehoefte is te verwachten.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard
.De rechtbank heeft, kort samengevat, geoordeeld dat het onderzoek door het CIZ zorgvuldig is geweest en dat appellant niet in aanmerking komt voor zorg op grond van de Wlz, omdat niet is komen vast te staan dat hij een blijvende behoefte heeft aan permanent toezicht of 24 uur per dag zorg in de nabijheid, zoals omschreven in artikel 3.2.1, eerste lid, van de Wlz.
3.1.
Appellant heeft zich in hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak gekeerd en heeft – samengevat – het volgende aangevoerd. Het onderzoek van het CIZ is onzorgvuldig geweest. Uit het dossier blijkt duidelijk dat appellant blijvend 24 uur per dag zorg in de nabijheid nodig heeft. Op het moment dat appellant alleen wordt gelaten, raakt hij in paniek en is hij tot niets meer in staat. Appellant kan dan niet meer goed beoordelen wat hij moet doen of laten en of en wanneer hij hulp moet inroepen. Hierdoor is ernstig nadeel niet te voorkomen. Door de medisch adviseurs is miskend dat uit informatie van de behandelend psychiater volgt dat geen grote verbetering meer wordt verwacht in de situatie van appellant. Het is juist dat de psychiater appellant nog heeft verwezen naar Synthese GGZ. Dit was echter niet omdat de psychiater meende dat appellant daar beter zou kunnen worden behandeld, maar omdat de reisafstand korter zou zijn voor appellant.
3.2.
Het CIZ heeft in verweer bevestiging van de aangevallen uitspraak bepleit
.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
De Raad onderschrijft het oordeel van de rechtbank dat het (medisch) onderzoek door het CIZ zorgvuldig is geweest. Op basis van dit onderzoek heeft het CIZ het standpunt mogen innemen dat niet kan worden vastgesteld dat appellant 24 uur per dag zorg in de nabijheid behoeft, als bedoeld in artikel 3.2.1, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wlz. Uit het onderzoek komt naar voren dat de zorgbehoefte van appellant vooral uit planbare zorg bestaat en dat appellant in staat is, indien nodig, zelf hulp in te roepen en hij deze hulp zonder ernstig nadeel af kan wachten. De stelling van appellant dat hij, als hij alleen wordt gelaten, zodanig in paniek raakt dat hij tot niets meer in staat is heeft appellant niet met medische gegevens onderbouwd.
4.2.
Reeds uit 4.1 volgt dat het CIZ appellant terecht niet in aanmerking heeft gebracht voor zorg op grond van de Wlz. Wat appellant verder nog heeft aangevoerd kan niet tot een ander oordeel leiden.
4.3.
Uit het voorgaande volgt dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door B.J. van de Griend als voorzitter en L.M. Tobé en L.Z. Achouak el Idrissi als leden, in tegenwoordigheid van I. van der Hout als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 24 mei 2023.
(getekend) B.J. van de Griend
(getekend) I. van der Hout