ECLI:NL:CRVB:2022:984

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
21 april 2022
Publicatiedatum
10 mei 2022
Zaaknummer
21/1812 WAJONG-V
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Verzet
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van hoger beroep inzake WAJONG-uitkering

Op 21 april 2022 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in een verzetprocedure met zaaknummer 21/1812 WAJONG-V. De zaak betreft een hoger beroep van een appellant tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 15 april 2021, waarin het hoger beroep niet-ontvankelijk was verklaard. De Raad heeft vastgesteld dat de appellant, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, niet is verschenen tijdens de zitting op 10 maart 2022. Namens de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) was J.C. van Beek aanwezig via videoverbinding.

De Raad heeft in zijn uitspraak van 9 december 2021 het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard omdat het griffierecht niet was betaald, de gronden niet waren ingediend en er geen machtiging was overgelegd. In het verzet heeft de gemachtigde van de appellant aangevoerd dat het griffierecht mogelijk verkeerd is overgemaakt. De Raad heeft echter geconcludeerd dat deze stelling niet is onderbouwd met bewijsstukken. Bovendien zijn er geen nieuwe gronden ingediend en is er geen machtiging overgelegd. Hierdoor heeft de Raad ook het verzet ongegrond verklaard.

De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep houdt in dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling in het verzet. De beslissing is openbaar uitgesproken en ondertekend door J.C. Boeree, met R. van der Heide als griffier.

Uitspraak

Datum uitspraak: 21 april 2022
21/1812 WAJONG-V
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het verzet als bedoeld in de artikelen 8:55, zevende lid, en 8:108, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 15 april 2021, 20/2290 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

De Raad heeft het hoger beroep van appellant tegen de aangevallen uitspraak van 15 april 2021 niet-ontvankelijk verklaard. De Raad heeft die beslissing genomen op grond van de artikelen 8:54 en 8:108, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht.
Namens appellant heeft L.J. [ naam gemachtigde] verzet ingediend.
Het verzet is behandeld ter zitting van 10 maart 2022. Appellant en zijn gemachtigde [ naam gemachtigde] zijn niet verschenen. Namens het Uwv is J.C. van Beek door middel van een videoverbinding verschenen.

OVERWEGINGEN

De Raad heeft het hoger beroep van appellant in de uitspraak van 9 december 2021
niet-ontvankelijk verklaard omdat het griffierecht niet is betaald, de gronden niet zijn ingediend en er geen machtiging is overgelegd.
In verzet voert [ naam gemachtigde] aan dat zijn cliënt het griffierecht niet heeft betaald omdat het misschien verkeerd is overgemaakt.
De Raad stelt vast dat de stelling van [ naam gemachtigde] in verzet niet slaagt. [ naam gemachtigde] heeft niet met bewijsstukken onderbouwd dat het griffierecht verkeerd is overgemaakt. Daarnaast zijn er ook geen gronden ingediend en is er geen machtiging overgelegd. Ook om die reden is het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard. In verzet zijn op deze punten geen argumenten aangevoerd.
Dit betekent dat het verzet ongegrond wordt verklaard.
Voor een proceskostenveroordeling van het verzet is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door J.C. Boeree, in tegenwoordigheid van R. van der Heide als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 21 april 2022.
(getekend) J.C. Boeree
(getekend) R. van der Heide