Uitspraak
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
BESLISSING
- verklaart het verzet ongegrond;
- bepaalt dat het in hoger beroep betaalde griffierecht van € 2,50 door de griffier aan appellant wordt terugbetaald.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 21 april 2022 uitspraak gedaan op het verzet van appellant tegen de niet-ontvankelijk verklaring van zijn hoger beroep. Het hoger beroep was eerder op 30 november 2021 niet-ontvankelijk verklaard omdat appellant het volledige griffierecht niet had betaald. Appellant stelde dat hij niet over voldoende inkomen beschikte om het griffierecht te voldoen en dat de Raad ten onrechte uitging van een inkomen van 90% van de bijstandsnorm. Hij voerde aan dat er bij betalingsonmacht gekeken moet worden naar artikel 34 van de Wet op de rechtsbijstand en dat de zes zaken die hij had bij de Raad samenhangend waren, waardoor er slechts één maal griffierecht verschuldigd zou zijn.
De Raad heeft het verzet behandeld op 10 maart 2022, maar partijen waren niet verschenen. In de overwegingen heeft de Raad vastgesteld dat appellant niet aan de criteria voor betalingsonmacht voldeed, omdat zijn inkomen hoger was dan de geldende norm. De Raad heeft ook opgemerkt dat de Wet op de rechtsbijstand niet van toepassing is op de beoordeling van betalingsonmacht voor het griffierecht. Bovendien zijn de zaken van appellant afzonderlijk beoordeeld, waardoor de anticumulatieregeling niet van toepassing was. Gezien deze overwegingen heeft de Raad het verzet ongegrond verklaard en bepaald dat het in hoger beroep betaalde griffierecht van € 2,50 aan appellant wordt terugbetaald.