ECLI:NL:CRVB:2022:978

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
28 april 2022
Publicatiedatum
9 mei 2022
Zaaknummer
21/1741 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Schadevergoedingsuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep ingetrokken na tegemoetkoming door Uwv in bezwaar

In deze zaak heeft appellant, vertegenwoordigd door mr. L.H.E. Sweers, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant. De rechtbank had op 26 april 2021 uitspraak gedaan in de zaak met nummer 20/182. Het hoger beroep werd ingetrokken omdat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) met een gewijzigde beslissing op bezwaar volledig tegemoetkwam aan de bezwaren van appellant. Dit gebeurde na een nieuw besluit op bezwaar op 4 juni 2021 en een tweede nieuw besluit op 16 november 2021. Appellant verzocht de Raad om het Uwv te veroordelen in de proceskosten, aangezien het Uwv geen verweerschrift indiende en het onderzoek ter zitting met toestemming van partijen werd achterwege gelaten.

De Centrale Raad van Beroep overwoog dat op grond van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) het bestuursorgaan kan worden veroordeeld in de kosten als het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener. De Raad oordeelde dat appellant recht had op vergoeding van de proceskosten, die werden begroot op €1.897,50 voor de kosten in beroep en €1.138,50 voor de kosten in hoger beroep, plus reiskosten van €18,20. Daarnaast werd een vergoeding van €1.954,01 voor medische kosten toegewezen. De totale proceskostenvergoeding kwam uit op €5.008,21.

De uitspraak werd gedaan door J.P.M. Zeijen, in tegenwoordigheid van griffier N.N. Gambier, en werd openbaar uitgesproken op 28 april 2022.

Uitspraak

21/1741 WIA en 21/2357 WIA fiat jpmz 14/4/2022
Datum uitspraak: 28 april 2022
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van 26 april 2021, 20/182 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. L.H.E. Sweers hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Op 4 juni 2021 heeft het Uwv een nieuw besluit op bezwaar genomen.
Appellant heeft hierop gereageerd.
Op 16 november 2021 heeft het Uwv wederom een nieuw besluit op bezwaar genomen.
Bij brief van 22 november 2021 heeft de gemachtigde het hoger beroep ingetrokken en
gelijktijdig aan de Raad verzocht het Uwv te veroordelen in de proceskosten.
Het Uwv heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om een verweerschrift in te dienen.
Met toestemming van partijen is het onderzoek ter zitting achterwege gelaten. Vervolgens is
het onderzoek gesloten.

OVERWEGINGEN

Artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Awb bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld.
Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Namens appellant is het hoger beroep ingetrokken, omdat het Uwv met de gewijzigde beslissing op bezwaar volledig aan de bezwaren van appellant is tegemoetgekomen.
Appellant heeft verzocht om vergoeding voor de proceskosten in beroep en hoger beroep. Tevens heeft appellant om vergoeding van de kosten gevraagd in beroep en hoger beroep voor de inzet van D. Erdogan, verzekeringsarts.
De Raad ziet aanleiding om het Uwv te veroordelen in de kosten die appellant in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. De kosten worden, ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb), begroot op €1.897,50 in beroep (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting en 0,5 punt voor een schriftelijke reactie) en € 1.138,50,- in hoger beroep (1 punt voor het indienen van het hogerberoepschrift en 0,5 punt voor een schriftelijke reactie) voor verleende rechtsbijstand. Voor reiskosten in beroep komt een bedrag van € 18,20 voor vergoeding in aanmerking.
Met betrekking tot de vordering van de medische kosten komen deze kosten voor toewijzing in aanmerking. Er is aanleiding tot een vergoeding van € 1.954,01 (inclusief omzetbelasting).
Voor vergoeding van het betaalde griffierecht kan appellant zich rechtstreeks tot het Uwv wenden.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep De Centrale Raad van Beroep veroordeelt het Uwv in de proceskosten van appellant tot een bedrag van € 5.008,21.
Deze uitspraak is gedaan door J.P.M. Zeijen, in tegenwoordigheid van N.N. Gambier als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 28 april 2022.
(getekend) J.P.M. Zeijen
(getekend) N.N. Gambier