ECLI:NL:CRVB:2022:978
Centrale Raad van Beroep
- Schadevergoedingsuitspraak
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep ingetrokken na tegemoetkoming door Uwv in bezwaar
In deze zaak heeft appellant, vertegenwoordigd door mr. L.H.E. Sweers, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant. De rechtbank had op 26 april 2021 uitspraak gedaan in de zaak met nummer 20/182. Het hoger beroep werd ingetrokken omdat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) met een gewijzigde beslissing op bezwaar volledig tegemoetkwam aan de bezwaren van appellant. Dit gebeurde na een nieuw besluit op bezwaar op 4 juni 2021 en een tweede nieuw besluit op 16 november 2021. Appellant verzocht de Raad om het Uwv te veroordelen in de proceskosten, aangezien het Uwv geen verweerschrift indiende en het onderzoek ter zitting met toestemming van partijen werd achterwege gelaten.
De Centrale Raad van Beroep overwoog dat op grond van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) het bestuursorgaan kan worden veroordeeld in de kosten als het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener. De Raad oordeelde dat appellant recht had op vergoeding van de proceskosten, die werden begroot op €1.897,50 voor de kosten in beroep en €1.138,50 voor de kosten in hoger beroep, plus reiskosten van €18,20. Daarnaast werd een vergoeding van €1.954,01 voor medische kosten toegewezen. De totale proceskostenvergoeding kwam uit op €5.008,21.
De uitspraak werd gedaan door J.P.M. Zeijen, in tegenwoordigheid van griffier N.N. Gambier, en werd openbaar uitgesproken op 28 april 2022.