ECLI:NL:CRVB:2022:976
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering ZW-uitkering en terugvordering voorschotten door het Uwv
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 28 april 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Amsterdam. De appellant, die zich op 19 oktober 2017 ziek meldde met lichamelijke en psychische klachten, had een ZW-uitkering aangevraagd. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) weigerde deze uitkering en vorderde eerder verstrekte voorschotten van € 1.740,24 terug. De rechtbank had de beroepen van de appellant tegen de besluiten van het Uwv ongegrond verklaard, omdat de verzekeringsarts had vastgesteld dat de appellant geschikt was voor bepaalde functies en er geen medische informatie was overgelegd die de bevindingen van de arts zou kunnen betwisten. De appellant had ook niet aangetoond dat de terugvordering onaanvaardbare sociale en financiële gevolgen voor hem had. In hoger beroep herhaalde de appellant zijn eerdere stellingen, maar het Uwv verzocht om bevestiging van de eerdere uitspraak. De Raad oordeelde dat de rechtbank de gronden van de appellant afdoende had besproken en dat er geen nieuwe informatie was die de eerdere besluiten kon ondermijnen. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het Uwv terecht de ZW-uitkering had geweigerd en de voorschotten had teruggevorderd.