ECLI:NL:CRVB:2022:974
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering WIA-uitkering op basis van arbeidsongeschiktheidsevaluatie
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 28 april 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de weigering van een WIA-uitkering aan appellant. Appellant, die zich op 19 oktober 2017 ziek meldde met lichamelijke en psychische klachten, had eerder een aanvraag ingediend voor een WIA-uitkering. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) had deze aanvraag afgewezen, omdat appellant minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. Dit besluit werd door appellant bestreden, maar de rechtbank Amsterdam verklaarde het beroep ongegrond. Appellant heeft in hoger beroep zijn eerdere gronden herhaald, maar geen nieuwe argumenten aangedragen.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de juistheid van het bestreden besluit van het Uwv. De verzekeringsarts bezwaar en beroep had in een rapport van 20 april 2020 duidelijk uiteengezet dat appellant chronische klachten had die zijn fysieke functioneren in lichte mate hinderen. De Raad onderschreef de overwegingen van de rechtbank en concludeerde dat het Uwv terecht had geweigerd om appellant een WIA-uitkering toe te kennen. De Raad bevestigde de aangevallen uitspraak en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten.